van alle wegen af, de duinen in,
puntig bijvoorbeeld, of stomp
een keer maar nooit er ergens,
zelfs niet amper, doorheen. stug
zand. striemen van helm. maar
zee dan, ziedende zon ploegt met
godmachtige gloed een dieprode
schittering. elk oog kijkt rechtdoor
het oog in maar zie nu dit ijslicht
plots lumieren door de kronkels
van getallen, de straal straalt
onbekende radialen van ster
tot ster, totale vertaling in tellen
van het zich aandienende
naar het onbestaande,
van de verpulverde beenderen
naar de ontvreemde urne. ja
dat ik haar kende, beken ik die
in haar geklemd in het zwart
van de kennis keek en tijdloos
tussen de eenheid van zwijgen
en liefde verdween.
