Als de regen valt, valt de regen niet
van hoog, de hemel is de hemel
niet, de hemel spant veelal
de lucht in strakke gordels zus
met ademresten zo.
Het staal roest. Heerst
algehele stroompanne. De mot Er
in de pels, het slijm rolt over
het opgeplakte velletje V1
met daarop in gouden
letters het protocol P1.
De herinnering ‘het kon’.
Miss Louisa Summerhouse Donkins (‘een Koetsenmens’)
nadert tot op hijgafstand op dit al te stille uur. Er is Er
in Julia’s voor eeuwig opgewerkte kippenren, een sociëteit met een V-hals vol dichters profeten schilders en wondermooie maagden geurend naar solfer, sappho en zuur.
Daar is Daar. Als de regen valt, valt de regen, niet?
Het glas in je kasten staat vol met krassen
dat de Waarheid zal. Als de regen
valt, valt
de regen niet.
