tube
er is al overvloed aan valsheid in geschriften,
wij willen misdaad die we kunnen dromen.
de dagen lengen niet tenzij de uren zijn betaald.
de ogen willen wat er niet is, de oren gebaren
van schelp en de maag neemt zichzelf niet meer ernstig.
alleen het zwijgen zwijgt nog zoals het hoort.
de neus niest, verspreidt de code tot de beurzen
kraken. kom, verstop de ziel maar weer want
slap als de armen waarmee men de leugen omarmt
zo zijn wij, en als een hoop uitgestort afval op het plein
terwijl wij gladde rotswand hadden kunnen zijn,
woeste wolken sterrenstof of Manfred Man.
nosferatu: zo heten zij die het hebben gedaan.
onderdanig buigend voor de leegte van bestaan
druk ik dit uit maar uit is geen bestand: ik
spuit een tube moedwil leeg in ’t misverstand.
