“In den tiden dat die rosen
tounen manech scone blat”
zoek maar peren gij aan beukebomen
zoek maar in de afslagbak uw schone vodden
zoek maar lijven om te strijken in uw mand
pak maar gij, eender waar uw holle darm naar snakt
ik kots mijzelf wel uit mijn venstergoot
ik brand wel op in ademnood
ik rij mijn wiel tot waar ’t niet verder bolt
ik sla mijn glas wel uit uw lood.
in tijden dat de grond in dichte drommen kevers braakt
verjaagt de helletocht uw asem nog terwijl ge lacht
om grappen die ge in uw droom van morgen maakt
als de noten op zijn is de zang gedaan
als de olie op is zult ge stillekens staan
als de aarde kotst van ons gaan wij eraan
