OPGAVE
I
een binnenste handpen. onduidelijk of geheel
afwezig is de bandering
(ook de lichtval speelt een rol)
“we dienen de letters open te breken
om de klanken te bevrijden”
II
ik ben de dode, de
blinde, de luchtloze schaduw
kleine gewervelde dieren, aas, afval
botten boten boterham (lo ki koei)
motten moten motoren (lo ki soot)
koppen kopen koperen
potten poten potelen
III – La Voix et la Gaffe
kraak mij de schalen, de schubben
eet mij rauw, het roze vol in het zicht,
ontdoe mij van dit overleven, beleef
& excorceer het spook van uw dood,
aanhoor mij, brakke muze, voel
het diepe trillen bij het nijpen van je honger
het vergeefse brullen van de ontkende,
de zichzelf ontkennende Stem die ik was
[het sletje zit op een tafelhoek te wiegebenen, krult
een haarlokrond een vinger, tekent in de lucht een zucht]
IV
Anke slaat de lange benen over elkaar, de diafane zijde
schuift geluidloos over het oker van haar dijen (“die geborgen
gloed, het goed dat je onze ogen doet”- Maaike), ze breekt
met haar wijsvinger voorzichtig het zegel, doet perfect
wat van haar verlangd werd, ruikt even aan het topje
van haar vinger om de geur van was op te slaan, ontrolt
de rol, & vangt aan met de lezing van Anke Veld,
de 8 Geschiedenissen van de Afloop, het Ondergaan.
V
“De noodklok bengelde in ’t gehucht”
het theatrale van mijn eenzaamheid is het lege theater
waarin ik nu explodeer:
de armen vermenigvuldigen het moedeloze schokken
van neerhangende schouders
de handen tonen bij duizenden het wit van de palmen
met het gat van de mieren
de monden zijn een veelvoud van de mond die zich oefent
in het braken van veren
de kussende monden verzoenen de tong met het sissen
van hun vurige tongen
het kurkdroge knispert, de vezels verlangen, de maan licht het pad
op naar de zelfontbranding
(ja goed, een beetje dieper, daar, ja)
dorpers, gezonken, klanken
schrikkend opgeklonken
kraakspar, afscheurwand
o enkle
o eNKLe
NKL
n——— g ———————n
———————————-o
o———————————
———————————–
g———————————–e
O
de mens is het geheim van de machine
rieten rokototototo (konokono)
tussen de begerige ogen worden
met brandende touwen de klemscharen
van de odal gespannen: verschrikkelijk
is die rosse pracht, rafels van g*ds hemd
& woester loeit & grijpt & golft
die papzak zuigt haar nog een vetkont zo
(geen staldeur blijft onopgebroken)
hij staat als roerloos & verdoofd
rokototototo (konokono) van riet
de aap is het geheim van de mens
N
gevat in de brand zit de vonk
zich te vervelen. het vijfde kind
is een uitgestoken vinger in het
alziend oog & zo gebeurde het
dat de zee naar sperma geurde.
K
woeling vreemd & praalgebouwen komen:
het grijpt mij aan, ik lag er vast te slapen.
rollen met gevouwen handen hard de stengel
alle hout tot asch, puin, blaakt & cijfert. holst.
holde. stond.
(weer eens het Seizoen van de Heilige Geilaard)
make the spoon brim
with honey, poison (Honey is poison, no?)