Categorieën
journal intime Kathedraalse Leer lyriek Proza

journal intime #135

jt 135 – La chaîne étroite des livres s’est brise – MOEDERHUIS

ik wou onlangs nog ’s proberen om voor een literair tijdschrift een introducerende tekst te schrijven over mijn praktijk, mijn manier van werken.

maar door dat te willen doen met zo’n ts als eindbestemming zou ik, zo bekroop mij toch het gevoel gaandeweg, alle beginsels van de beschreven praktijk zelf ontkennen. nu, dat is iets wat theoretisch wel kan, vind ik, zo veel belang heeft het überhaubt niet, maar in de praktijk lukt mij dat dus niet. het idee van een tekst die ik als af moet beschouwen terwijl ik nog leef, is mij gewoon te gruwelijk. ik werk dagelijks met levende tekst die ik heb weten geboren worden, zo’n tekst afmaken is mij zoiets als het slachten ter consumptie van een huisgenoot. ik heb dat recht niet. ik wil dat niet.

dus wat ik al had, laat ik dan maar hier verschijnen, in het eeuwige limbo waar mijn geschriften thuis horen. verspreid over enkele dagen wel, want ’t is toch weeral een serieuze boterham geworden.

over de praktijk van het geaugmenteerde schrijven

inhoud

inleiding

‘geaugmenteerd schrijven’ noem ik dat schrijven dat zich enerzijds uitdrukkelijk wenst te verhouden tot een literaire traditie en daar een voortzetting van wil zijn,  en dat anderzijds  uitgebreid wordt door technieken ontleend aan de informatietechnologie.

mijn experimentele praktijk van het geaugmenteerde schrijven is in wezen een algoritmisch bepaald handelingsverloop. ik schrijf, letterlijk, steevast binnen een programma waarvan je het algoritme kan uitschrijven in pseudo-code en dat je dus ook zou kunnen programmeren in ‘echte’ code, zeg maar Java of C+, en overlaten aan een niet-humane ‘agent’, gesteld dat die dezelfde functies zou kunnen vervullen. iets wat overigens gezien de huidige stand van de techniek helemaal niet ondenkbaar of onmogelijk is.

over het wenselijke van een en ander spreek ik mij liever niet uit, omdat we al deze (d)evoluties hoegenaamd toch niet in de hand hebben: het maakt niet uit of je dit ‘goed’ of ‘slecht’ vindt. wat ik wel geloof is dat als je enige steekhoudende literaire praktijk wil onderhouden, je best rekening houdt met de impact van de techniek op de organisatie ervan en dus ook op de aard, hoe het als ‘literatuur’ gebeurt of gebeuren kan in de echte wereld.
en daar hoort m.i. dus een radicaal herziene invulling van het begrip ‘auteur’ bij, van de functie van het schrijven zelf.

doe je die denkoefening niet, dan ben je in mijn optiek met een louter reactionaire, nostalgische simulatie bezig, en dat kan dan best prettig zijn, ik heb daar hoegenaamd niks op tegen, de maatschappelijke en/of culturele relevantie ervan is voor mij evenwel onbestaande en in geen enkel opzicht te rijmen met de literaire traditie, hoe je die ook wil middels canonieke betitelingen toe-eigenen 1heel het canon-gedoe is m.i. louter media-heisa dat enkel mogelijk is omdat de literatuur zelf dood is, er wordt een chocolade laagje over het lijk van een gebeuren gegoten. ik erger mij daar mateloos aan omdat de ‘beweging’ die dus geheel literatuur-vreemd is, alles wat ik liefheb in de eigen ideologie wil inlijven, wil tot bezit mortificeren. bah! gelukkig is de ‘dood’ van een proces een heel relatief en tijdsgebonden gegeven en kan het hele proces mits de nodige ingrepen sneller dan men denkt weer tot leven komen en dan valt heel die volksbedriegerij wel uit de pels als de beunhazerij en de respectloze bekladding die het is en reduceren tot je eigen ideologie. zo werkt het gewoon niet.

nu, dat ‘denkbare’ programma van het schrijven heeft sinds 2004 voor mijzelf een naam: het is vernoemd naar een werk van Kurt Schwitters: Neue Kathedrale des erotischen Elends.
dat project was aanvankelijk opgezet als een zgn. ‘mock-up’ van een maakbaar programma. de term ‘mock-up’ duidt in de informaticawereld op een demonstratieversie van een mogelijk programma dat aan de klant getoond wordt om de mogelijke functionaliteiten van het order te kunnen evalueren.
als mock-up was mijn Kathedraal van 2004 tot 2011 te bezoeken als een website waarachter een heuse webapplicatie schuilging, een soort van zandbak waarmee ik de mogelijkheden van ‘literatuur en informatica’ wou onderzoeken.
van 2011 tot 2017 heeft mijn schrijven zich wat afzijdig gehouden van al te veel bemoeienissen met de techniek en ben ik langzamerhand meer vanuit de noden van dat schrijven zelf beginnen denken, een wending die veel twijfel maar een zekere verdieping met zich meebracht. meer daarover kan u desgewenst vernemen in het addendum over de theoretische achtergrond van de Neue Kathedrale.

nu, de NKdeE, het hoofdprogramma bestaat uit verschillende deelroutines, afzonderlijke modules in diverse graderingen van rigiditeit in hun al dan niet strikt algoritmisch verloop. op die manier is het spanningsveld tussen automatisering en autonoom ‘humaan‘ handelen dat m. i. onze huidig tijdsgewricht kenmerkt ook actief in mijn creatieve praktijk.

alle functies die ik al schrijvende vervul zijn  functies die ook zouden kunnen worden uitgevoerd door niet-humane ‘agents’, handelende subjecten. het handelingsverloop van mijn schrijven is een aaneenschakeling van invoer/uitvoer acties tussen tekstverwerkingsprocedures die georganiseerd zijn op diverse populaire content management systemen (WordPress en Blogger) met een systematische uitvloei naar de sociale netwerken (voornamelijk Facebook maar ook Twitter, Instagram, You Tube e. a.)

men heeft m.i. te lang, schrijven in functie van een achterhaald patriarchale mythe van de ‘geniale auteur’, de impact van de (technische) manier waarop wij schrijven verwaarloosd: er is een onmiskenbare evolutie van handgeschreven tekst naar zeer uitgesproken  fenomenen als de na-oorlogse  typmachineromans, post-moderne tekstverwerkingspoëzie, experimentele internetlyriek en commerciële literatuurproductie door geschoolde schrijvers op basis van marketingstechnieken.

men noemt dat allemaal ‘schrijven’ en/of ‘literatuur’ zonder het aandeel van de techniek in de processen te willen onderkennen, laat staan dat men de commerciële vereisten die aan de ‘auteurs’ worden opgelegd een bespreking waard acht. het is m.i. dan ook onmogelijk om vanuit al die radicaal verschillende praktijken nog één zinnig woord over ‘hedendaagse literatuur’ te zeggen, het begrip is een lege doos waar iedereen naar eigen goeddunken wat instopt om het vervolgens als ‘literatuur’ verkocht te krijgen.

van daar ook dat mijn vertrekpunt in 2004 was om al schrijvende de vraag te willen onderzoeken wat het heden ten dage nog zou kunnen inhouden om ‘auteur’ te zijn, en of je hoe dan ook nog tot een relevante literatuurpraktijk kan komen.
ik beweer niet dat ik op die vraag enig zinnig antwoord kan geven, de vraag stellen maakt ze al onbeantwoordbaar, want je komt hier m.i. meteen in een vicieuze cirkel van vragen terecht die allen refereren naar iets dat enkel in de hoofden van een kleine elitaire minderheid leeft. vroeger had die minderheid nog een reële lezersbasis, de literaire vijver die er restte van de eens zo roemruchte ‘Republiek der Letteren’ had nog voldoende omvang en maatschappelijke impact om al die claims ernstig te nemen, nu ontbreekt die basis in de realiteit ten ene male.

maar hoe dan ook, ik heb ondertussen wel een voorbeeld weten uit te bouwen van een schrijfpraktijk die werkt voor mij en voor een beperkt aantal lezers die ik ook als mede-auteur beschouw maar daarover verder meer.
meer hoeft dat voor mij op dit ogenblik niet te zijn, want ik moet enkel kunnen schrijven op een manier dat ik er zelf in kan geloven. en dat werkt dus.

dat op zich, dat mijn exemplarisch opgezette praktijk wérkt en in mijn, al zeg ik het zelf, erg kritische beoordeling naar behoren werkt,  geeft mij hoop dat er nu en na ons nog een vorm van ‘literatuur’ mogelijk is, en hoewel het dan m.i. enkel een soort ‘non-literatuur’2op analoge wijze noemt François Laruelle zijn radikaal verschillende denkwijze een non-filosofie kan worden die zich buiten de fallocentrische ontologie 3zie het theoretisch addendum, later zal moeten heruitvinden, zie ik daarin dus toch een bevestiging van een allerminst evidente veronderstelling.

maar een mogelijkheid impliceert nog geen realiteit, dat kan uiteraard enkel de toekomst uitwijzen. hoe dan ook:  een literatuur die je probeert te creëren, kan in mijn optiek enkel echt literatuur worden na de dood van de auteur ervan, wanneer de resterende geschriften of de praktijk als dusdanig geconsacreerd worden door de lezer en de levende auteurs.

je kan nou eenmaal niet aan je tafeltje gaan zitten en tegen jezelf zeggen: nu ga ik ’s literatuur schrijven, dat oordeel, die kwalificatie, heb je zelf nooit in handen, ook niet als je het euh, fortuin hebt om tijdens je leven als ‘literator’ geëerd te worden. niets is meer vergankelijk dan dat soort betiteling van je tijdgenoten.

maar deze individu- en sterfelijkheidsoverschrijdende visie op literatuur is men blijkbaar wat uit het oog verloren, zou je zeggen.

over het journal intime -programma
This image has an empty alt attribute; its file name is ietsanders.jpg

pseudo-code van het programma:

gegeven:
geste: het pad van de primaire, spontane beweging
schrijfleeslus: herhaling van de geste die zich gaandeweg stabiliseert binnen de corridor van de geste
corridor: het tijdruimtelijke vlak waarbinnen de geste zich herhalen kan zoals geprojecteerd op een 2D schrijfvlak
jij, je: een participant aan het journal intime programma

het journal intime is een dagelijks algoritmisch uitgevoerde handeling (functie);

  • je wordt wakker en je doet onmiddellijk dit (géén andere bewuste handeling ervoor): je beeldt jezelf een geste in eventueel gelinkt aan een woord of een frase
  • je neemt de blocnote en initieert de schrijfleeslus
  • je vocaliseert daarbij het woord of de frase
  • als je merkt dat de herhaling zich gestabiliseerd heeft tot een geste
    • neem je jouw vocalisatie voor minstens vier iteraties op
    • teken je de geste
  • je leest in een boek in een vreemde taal (eender welke, niet je moedertaal) tot je een fragment tegenkomt waarvan je denkt dat het kan dienen als 'titel' of 'benoeming' van de geschreeftekende schrijfleeslus

uitvoer van het programma:
– een potloodtekening met een titel in een vreemde taal
– een geluidsopname van vier herhalingen van 1 uitgesproken woord of frase in het Nederlands (met NL tongval)
– (optioneel) een commentaar in proza

de journal intime routine
is een vrij exemplarisch, grafologisch NKdeE-onderzoeksprogramma.
de uitvoer ervan wordt hier gepubliceerd in het Publieke Domein

rev. dv@CGM

Noten[+]

This website uses the awesome plugin.