Categorieën
journal intime Kathedraalse Leer lyriek Proza

journal intime #92

jt 92 – Le présent c’est quand je parle – VER DWA LE

Wanneer Jean Oury het in zijn ‘Création et Schizophrénie‘ [OURY 1989] over een ‘site’ heeft, een Heideggeriaans Oord* waar de Fabrique du Pré van Francis Ponge staat te draaien (zie vorige afleveringen), dan heeft hij het over een geheel virtuele locus die toch een ‘echte’ extensie heeft in het Tijd-Ruimte continuum.

Dat is tenminste wat je kan veronderstellen, want Oury definieert niet, hij evoceert door middel van referenties een landschap en voert de lezer mee op een wandeling doorheen dat landschap, ondertussen ons geanimeerd wijzende op allerlei merkwaardigheden die zich in dat landschap manifesteren. De leeservaring geeft mij dan ook een aangenaam gevoel van ruimte en vrijheid.

De tweede sessie in het academiejaar 1987-88, die van 2 december 1987 [OURY 1989 p. 89-103] is weer net hetzelfde soort wandeling als we in de eerste kregen. De strategie van het boek is duidelijk nu: door een opeenvolging van dergelijke wandelingen ontstaat er een vertrouwdheid met het landschap en kan het landschap zelf een site worden om Oury te ontmoeten, om te delen in zijn ervaring van de site van de theorie. Het is meer een verwijlen met Oury dan dat het een exposé van hem is.

Hier proberen we hetzelfde soort wandelingen, en we ontmoeten daarbij allerlei theoretische merkwaardigheden waarlangs we bewegingen maken die misschien niet altijd even correct zijn, maar we hopen dat we wel reactie krijgen als we te fel uit de bocht gaan en we lezen en herschrijven ook voortdurend zelf onze beschrijfbewegingen om zo tot een foutenvrij parcours te kunnen afleggen. Sinds 2023 kunnen we daarbij rekenen op de hulp van de Artificiële Intelligentie die één en ander wat vlotter verteerbaar kan maken want als dichter heb ik vaak de neiging om de leesbaarheid te veronachtzamen omdat ik opga in het schrijfplezier, de ‘jouissance‘ van de talige gedachten.

Goed? Kom nu snel mee want ik vond weer een rinkelende kronkeling in mijn Tekstuele Tuin die veelbelovend tokkelt en tintelt!

Wanneer Lacan zegt ‘Le présent c’est quand je parle’ (‘Het nu is als ik praat’) geeft hij daarmee aan wat waarschijnlijk ook de neurologische basis voor onze nu-ervaring is. We weten immers dat het brein een twee-snelheden-brein is waarbij de prikkelverwerking, de sensatie bliksemsnel is (ik vermoed de snelheid van elektriciteit) en de ‘hogere’ cognitie een relatief trage snelheid kent.
Dus als we praten horen we niet alleen onszelf praten, we begrijpen ook deels wat we zeggen opnieuw, terwijl we het uitspreken, in een lus waarin ook een correctiemechanisme actief is en waar er tot groot jolijt van de analyst ook vreselijk veel kan fout lopen dankzij allerlei aangeleerde verdringingen, verduurde associaties en brute ontkenningen.

De weg van het praten loopt, zo las ik onlangs in een artikel van Ariane Bazan, via een beweging, een ‘workflow’ , die in de hersenen de feitelijke aansturing van de motoriek alvast simuleert. Aha, sprak mijn ‘erlebnis’ van de tekst want ik kon het mij dan zo voorstellen dat je die simulatie dus ook naar believen op ‘luidop denken’ kan zetten, een switch-ervaring die ons zo vertrouwd is dat we ze inderdaad als metafoor hergebruiken voor het overdenken van de eigen gedachten.

In feite beleven we zo voortdurend onze eigen ‘futur anterieur‘: het uitgesprokene is de voltooide vorm van de toekomstige tijd die we denken. En daar ligt misschien ook de neurologische basis voor onze intuïtie, die al ‘weet’ dat ze iets zal gaan weten vooraleer het gedacht is. Wat men dan ‘intu¨tie’ noemt lijkt mij dan een stroom die van het ene voorvoelen in het volgende blijft doorlopen, tenzij ze aan de interruptie van het taal wordt onderworpen (“L’interreption” – Maurice Blanchot, dat moet ik nog lezen). De intuïtie uit zich dan in de spontaneïteit van de het taalgebruik

Onze proprioceptie (fr: ‘proprioception’ onlangs op Arte opgevoerd als ons ware ‘zesde zintuig‘) die voortdurend tegen hoge snelheid ons lichamelijk zelfbeeld produceert, wordt via de taal verklankt tot spraak die in de eerste plaats samenspraak is, als samenspraak ontstaat en georganiseerd is, zoals geluid ook communicatief in groepen van apen wordt gebruikt: een klankenstroom die de andere klankenstromen onderbreekt en zo sociale betekenis opbouwt, een ‘wonen’ om het met een korrel Heidegger te zeggen, van de groep in het Oord van de Klank.

Taal is dus, zo kunnen we nu misschien stellen, een vorm van omgang vóór het echte betekenisproductie wordt. Taal begint als een ware ‘commerce’ in de attentie-economie van de groep. Een gekwetter van jewelste want de omgevingsgeluiden, de andere dieren, de wind, het stromende water spelen daar ook nog mee zodat ook die geluiden mee opgenomen worden in het auditieve spectrum van de eravring.

De humane ‘logos’, de rede, brengt daar echter verandering. Want wanneer is er dan van ‘logos’ sprake? Dat is m.i. wanneer de taal als een netwerk van betekenaars een zekere autonomie bereikt heeft via de herinnerde beleving van het ’toevallige’ verbinden van bepaalde klank(combinaties) met bepaalde betekenaars (aggregaten van mentale simulaties van de motorische sturing die nodig zijn voor de uitspraak) en van daaruit met woorden die supra-individueel overleven in het levende ‘organisme’ van de taal.

Dat zijn al metaforen die ik daar bezig, ten teken van mijn onmacht om die te vermijden, want uiteindelijk kan je in de taal net zo min over de taal spreken, de taal ‘uitleggen’ als dat je het schaakspel al schakende kan uitleggen.
Maar we behelpen onszelf zo, met begrijpelijke betekenisoverdrachten. De taal zelf dwingt ons om de taal een ‘bestaan’ toe te schrijven dus moeten we ook wel kunnen zeggen ‘wat de taal is’, want anders ontkennen we seffens nog het ‘bestaan’ en het ‘zijn’.

Ik doe dat ook, ten overvloede: het ‘bestaan’ van het ‘zijn’ ontkennen. Maar we zullen later zien dat het al dan niet bestaan uiteindelijk niet zo veel veranderd, het zich bewust blijven van het fictieve karakter van elk ‘Zijn’ kan dan weer wel doorslaggevend zijn om bepaalde inzichten te bereiken.

Maar oké, bon, goed, zover zijn we dus: we hebben een talige ‘logos’ die een autonoom systeem geworden is in wat ondertussen tot een heuse spreektaal is uitgegroeid.
Maar wat zien we: hoe meer autonomie die logos krijgt ( ik verwijs hier naar de Orde van het Woord, zoals Foucault die op de korrel nam) hoe meer aliënatie die logos veroorzaakt bij het individu, want wat zij in de mond neemt is eigenlijk vreemd aan haar, aan de haar lichamelijke individualiteit: ze is er niet mee geboren, het werd haar ingelepeld.

Via de techniek die alleen maar dankzij het talige denken haar vlucht kon nemen, wordt de logos ook nog ’s vertaald naar het mechanische, en dat aggregaat van automatisering en taal verkreeg meer een meer greep op onze levens, tot we in een stadium beland zijn waarbij onze ‘omgang’, onze attentie-commerce niet meer rechtstreeks met andere individuen wordt gevoerd maar via technische omwegen.

Via de omweg van het schrift eerst, want het handschrift is ook een techniek, via de rol van het beschreven perkament, via het boek, het gedrukte boek, het mechanisch gereproduceerde boek en tenslotte zijn we dan beland bij de interactieve app: de tekstspleetjes op/in je Facebook ping-Ding, waar je enkel in kwijt kan dat door de ‘machine’ kan worden gevalideerd als ‘bericht’.

Wanneer het misgaat, bij diverse vormen van schizofrenie bv., komt heel dat systeem van sociale veruitwendiging vaak tot stilstand. We zeggen dan die persoon geblokkeerd zit, of dat er ‘niks zinnigs meer uit komt’.
De band met de spreektaal en de logos is afgebroken, vernield door traumatische ervaring of gedegradeerd door ziekte of overbelasting. Als het misgaat in een systeem, eender welk systeem, komt de werking ervan zichtbaar bloot te liggen. En dat is interessant, uiteraard. Zo interessant dat we het lijden van de mensen in kwestie wel ’s durven uit het oog te verliezen.

Maar goed: we zagen bij de vorige wandeling in Oury’s landschap dat de ziekte zelf een vorm van herstel kan zijn. Dat was een verfrissend positieve kijk op de problematiek.
De ‘psychose’ werd er beschreven als een autonoom regulerend proces dat heel traagjes de innerlijke beleving terug liet aansluiten op de sociaal acceptabele beweging.
De patiënt kon uit zijn isolement gehaald worden door de ‘ziekte’ van de psychose op een creatieve, expressieve wijze aan het werk te zetten. Door ze haar ‘gang te laten gaan’.

Op de wandeling vandaag lezen we onder meer hoe Gisela Pankow die band tussen patient en analyst terug tot stand weet te brengen door de patient met klei te laten werken zonder daarbij de bewerking tot het talige te willen gaan reduceren, zonder te willen interpreteren wat de patient met zijn werk ‘wil zeggen’, zoals we dat bij kunstwerken plegen te doen. Want de klei dat ‘is’ dan de patient, daar gebeurt wat er ook innerlijk gebeurt. Er wordt een nieuwe communicatiemethode geënt (Oury spreekt van ‘griffes’) op het door de ziekte afgesloten innerlijk.

Eigenlijk zouden we ‘kunstwerken’ beter ook zo benaderen, vind ik dan. Susan Sontag zou het met haar ‘Against Interpretation’ kunnen beamen, weer zo’n boek dat ik eigenlijk zou moeten lezen eerst.

In de praktijk van de asemische lezing, en dat weet ik uit ervaring, daar hoef ik geen boek voor te lezen, kan je iets soortgelijks bewerkstelligen, en dat geeft de asemicus ( en ev. de begeleider) de kans om te werken met zijn/haar zelfbeeld.
Want de schriftbeweging komt ook tot stand in dat oord van het Pré, in de motorisch-neurologische simulatiewerking, voordat het cognitieve niveau de kans heeft gekregen om alles met haar logos toe te ritsen tot eenduidigheid, net zoals een AI werkt naar een ‘completion’, een sluitend antwoord op de gegeven invoer.

We merken die onlosmakelijkheid van de motoriek van het schrift met de spraaksimulatie in de hersenen ook al in de onbedwingbaarheid van de gebarentaal die onze handen laat meedeinen op de stroom van de woorden, op wat ze (gaan) zeggen, zelfs als we dat eigenlijk helemaal niet willen.

Oury spreekt hier van een ‘poëtische logica’, maar dat lijkt mij een foutje. Want er is daar geen logos te bespeuren en er wordt ook niets ‘gemaakt’ zoals er in de poëzie dingen worden gemaakt. Wat er gebeurt is volgens ons pure lyriek, het zingen van de nog-niet geïndividualiseerde ziel.

Het verschil tussen poëzie en lyriek kan je het best uitleggen met een voorbeeld van dichters: Herman de Coninck bijvoorbeeld, die maakte op meesterlijke wijze poëzie, die schreef teksten die ‘áf ‘waren (en toe). Als je een de Coninck-gedicht leest, dan lees je over iets, en dan heb je het wat dat betreft gehad: daar heb je niks meer aan toe te voegen.

Een lyricus daarentegen, neem gerust Paul Van Ostayen als voorbeeld, die brengt niks tot stand, die heeft het nergens over: die laat iets gebeuren. De lyricus staat toe dat de lyriek via hem naar de lezer vloeit die het dan ook kan ervaren. Lyriek ontstaat m.i. ondanks de lyricus, dankzij zijn/haar bereidheid om te sterven ervoor, om zich in de schrijfact volledig te verliezen, want de ervaring ervan is hem/haar duizend keer meer waard dan eender welke eer, faam of beloning. Elke Lyricus is dan ook verslaafd aan haar Lyriek.

Poëzie is een product gemaakt door een dichter die over iets het laatste woord wou hebben. Wat haar of hem uiteraard van harte gegund is. Lyriek daarentegen is deelname aan de wereldziel, een tijdelijke oplossing van elke individualiteit louter in functie van de voortzetting van de Lyriek.

En dat is eigenlijk alles wat ik perse wou gezegd hebben vandaag, maar ik vond de weg ernaar toe ook wel best plezant.

Tot morgen!

rev. dv@CGe

over het journal intime -programma
This image has an empty alt attribute; its file name is ietsanders.jpg

pseudo-code van het programma:

gegeven:
geste: het pad van de primaire, spontane beweging
schrijfleeslus: herhaling van de geste die zich gaandeweg stabiliseert binnen de corridor van de geste
corridor: het tijdruimtelijke vlak waarbinnen de geste zich herhalen kan zoals geprojecteerd op een 2D schrijfvlak
jij, je: een participant aan het journal intime programma

het journal intime is een dagelijks algoritmisch uitgevoerde handeling (functie);

  • je wordt wakker en je doet onmiddellijk dit (géén andere bewuste handeling ervoor): je beeldt jezelf een geste in eventueel gelinkt aan een woord of een frase
  • je neemt de blocnote en initieert de schrijfleeslus
  • je vocaliseert daarbij het woord of de frase
  • als je merkt dat de herhaling zich gestabiliseerd heeft tot een geste
    • neem je jouw vocalisatie voor minstens vier iteraties op
    • teken je de geste
  • je leest in een boek in een vreemde taal (eender welke, niet je moedertaal) tot je een fragment tegenkomt waarvan je denkt dat het kan dienen als 'titel' of 'benoeming' van de geschreeftekende schrijfleeslus

uitvoer van het programma:
– een potloodtekening met een titel in een vreemde taal
– een geluidsopname van vier herhalingen van 1 uitgesproken woord of frase in het Nederlands (met NL tongval)
– (optioneel) een commentaar in proza

de journal intime routine
is een vrij exemplarisch, grafologisch NKdeE-onderzoeksprogramma.
de uitvoer ervan wordt hier gepubliceerd in het Publieke Domein

rev. dv@CGM

bibliografie journal intime

ARTAUD 1947: Artaud, Antonin, Van Gogh le suicidé de la société, Gallimard, Paris, 2018, ISBN 978-2-07-076112-8

ARTAUD 1956: Artaud, Antonin, Oeuvres Complètes Tome I, Gallimard, Paris, 1956

BAKHTIN 1984: Bakhtin, Mikhael: Rabelais and His World (Iswolsky, Helene transl.), Bloomington 1984, ISBN 978-0-253-20341-0

BARTHES 1995: Roland Barthes, Oeuvres complètes vol. III , Paris: Seuil, 1995

BONNEFOIT 2013: Bonnefoit, Régine, Paul Klee. Sa théorie de l’art. Lausanne, PPur (Presses polytechnique et universitaires romandes), 2013 ISBN 978-2-88915-034-2

CHAUVIRÉ 2003: Chauviré Christiane, Phénoménologie et esthétique. Le mythe de l’indescriptible chez Wittgenstein dans Rue Descartes, nr 39, Wittgenstein et L’art (februari 2003), PUF

CHEVRIER 2019: Chevrier, Jean-François, Bernard Réquichot. Zones sensibles, Paris , Flammarion, 2019, ISBN 978-2-0814-4197-2

CV-P 2016 I: Viallat-Patonnier, Claire, Les dimensions de l’écriture dans l’oeuvre de Bernard Réquichot. Etudes d’un processus. Vol. I: Thèse , Paris , ECOLE DES HAUTES ETUDES EN SCIENCES SOCIALES, 2016

CV-P 2016 II: Viallat-Patonnier, Claire, Les dimensions de l’écriture dans l’oeuvre de Bernard Réquichot. Etudes d’un processus. Vol. II: Annexes et illustrations, Paris , ECOLE DES HAUTES ETUDES EN SCIENCES SOCIALES, 2016

CR 1973: Billot, Marcel (ed.), Bernard Réquichot. Bruxelles, La Connaissance, 1973 (Catalogue Raisonné)

FREUD 1989 I: Freud, Sigmund, Colleges inleiding tot de psychoanalyse . Inleiding tot de psychoanalyse 1/2, Boom Meppel Amsterdam, 1989

GREEN 2013: Green, Michael (vert. & red.), The Russian Symbolist Theatre. An Anthology of Plays and Critical Texts, Ardis, New York 2013.

KUSTERS 2014: Kusters, Wouter, Filosofie van de Waanzin, Lemniscaat, Rotterdam 2014

MORALES 2002 : Moralès, Gérald: La Poésie de Bernard Réquichot. De l’être à lettre, EFEdition, Paris 2002, ISBN 2-913786-13-8

MORALES 2010, Moralès, Gérald: L’écriture du réel. Pour une philosophie du sujet, Paris , Cerf, 2010, ISBN 978-2-204-09225-8

MURRAY 2014: Murray, Ros, Antonin Artaud, The Scum of the Soul, London, Palgrave Macmillan, 2014, ISBN 978–1–137–31057–6

OURY 1989, Oury, Création et schizophrénie, Paris, Gallimard 1989, ISBN 978-2-7186-0354-4

REQUICHOT 2002: Réquichot, Bernard: Écrits divers. Journal, lettres, textes épars, Faustus, poèmes, 1951-1961, Les Presses du réel, Dijon, 2002

VALERY I: Valery, Paul, Oeuvres Tome I, Hytier, Jean (ed.), Paris, Gallimard, 1957

VALERY II: Valery, Paul, Oeuvres Tome II, Hytier, Jean (ed.), Paris, Gallimard, 1960

~

copyright ‘ViLT //dagwerk van dirk vekemans’:
CC0 1.0 Universal (CC0 1.0) Public Domain Dedication

dit werk is met liefde opgedragen aan de arbeider, huizenbouwer, muzikant en kunstschilder Julien Vekemans (26/06-1940 – 09/11-2007)

contact: dirkvekemans@yahoo.com

VOLG dirkvekemans.be
Vul je mailadres hieronder in en je krijgt elke dag het werk zo in je mailbox, gratis. jouw mailadres wordt verder niet gedeeld, gebruikt of anderszins bekend gemaakt. Met opzeglink in elke mail.

de
Neue Kathedrale des erotischen Elends
wil onafhankelijk blijven publiceren, zónder subsidie of commerciële sponsors
en dus ook zónder (al dan niet verdoken) exploitatie van gebruikersdata
en geheel vrij van reclame.

steun de NKdeE en de Vrije Lyriek
en koop een Radio Klebnikov CD op BANDCAMP:

This website uses the awesome plugin.