Categorieën
BLEEK Grafiek lyriek Vertalingen - Bewerkingen

Tiriël (2/8)

2.

Hij dwaalde dag & nacht: voor hem was ‘t even donker dag of nacht.
De zon voelde hij, maar de klare maan was hem een nutteloze schijf:
Over bergen & door dalen van ellende dwaalde de oude blinde
man, tot hij die allen leidt, hem hier bracht, in de vallei van Heer.

En Heer en Habbe zaten daar, als twee kinderen onder de Eik.:
Mnetha, oud nu, diende hen & bracht hen kleding en voedsel;
Maar ze waren als de schaduw van Heer en als vergeten jaren.
Met bloemenspel en achter vogels jagen brachten ze de dag door,
En ‘s nachts sliepen ze als kinderen, blij met kinderdromen.

De blinde zwerver kwam nog maar de tuin van Heer binnen of ze stoven
wenend weg, als bange kinderen en verscholen zich in Mnetha’s armen.
De blinde ging verder op de tast en riep: “Vrede voor deze open deuren!
“Vrees niets, want arme blinde Tiriël doet enkel zichzelf kwaad;
“Zeg mij, O vrienden, waar ben ik nu en wat is deze aangename plek?”

“Dit is de vallei van Heer, sprak Mnetha, “& dit is de tent van Heer.
“Wie zijt gij, arme blinde, die de naam van Tiriël voor zich gebruikt?
“Tiriël is van gans het westen koning: wie zijt gij? Ik ben Mnetha,
“En zij hier, die beven als kinderen, dat zijn Heer en Habbe.”

“Ik weet dat Tiriël koning van het westen is,hij leeft daar in blijdschap.
“Het maakt niet wie ik ben; O Mnetha, als gij wat voedsel hebt,
“Gun mij wat, want blijven kan ik niet; mijn weg leidt ver van hier.”

Dan zei Har: “O moeder Mnetha, waag u niet zo dicht bij hem;
“Want hij is van hout dat rot de koning en van beenderen des doods;
“Hij zwerft rond zonder ogen & gaat de deuren door en dikke muren
“Gij zult aan mijn moeder Mnetha niet raken, gij ogenloze!”

“Ik ben zwerver en vraag te eten: zoals ge ziet kan ik niet huilen:
“Ziet: ik gooi mijn staf, mijn trouwe metgezel op reis, weg
“En kniel voor u zodat ge ziet dat ik niet gevaarlijk ben.”

Hij knielde neder, & Mnetha sprak: “Kom, Heer en Habbe, sta op!
“Het is een onschuldige oude man, & hongerig van zijn reizen.”
Toen stond Heer op en legde zijn hand op Tiriëls hoofd.

“God zegene uw arme kale kop! God zegene uw holle knipperogen!
“God zegene uw magere baard! God zegene uw zwaar gerimpeld voorhoofd!
“Ge hebt geen tanden gij oude, ik kus u dus u het gladde kale hoofd.
“Habbe, kom maar,  kus zijn kale hoofd, hij zal ons geen kwaad doen, Habbe.”

Toen kwam Habbe en ze nam de oude Tiriël in haar moeders armen.

“Gezegend zij uw arme ogen, oude & gezegend zij Tiriëls oude vader!
“Gij zijt de oude vader van mijnTiriël; ik herken u aan uw rimpels,
“En omdat gij geurt als een vijgenboom, gij ruikt naar rijpe vijgen.
“Hoe zijt g’ uw ogen kwijtgeraakt, gij Tiriël? gezegend zij uw rimpels!”

Mnetha zei: “ Kom binnen, bejaarde zwerver, zeg ons toch uw naam.
Wat zoudt ge u verbergen voor uw eigen vlees en bloed?”

“Ik ben niet van deze streken” deed Tiriël nu voor
“Ik ben een bejaarde zwerver, ooit vader van een geslacht
“Ver in ‘t noorden; maar zij waren verdorven allen en vernietigd nu,
“En ik, hun vader ben verbannen. Daar, ‘k heb het allemaal verteld nu
“Vraag niet verder, vraag ik, want het rouwen heeft mij blind gemaakt.”

“O God!” sprak Mnetha  ”ik daver nu! zijn er dan nog and’re volken,
“Meer menselijke wezens op de aarde buiten de zonen van Heer?”

“Geen ander” sprak Tiriël ”dan ik, verblijft nog hier op deze bol:
“En uitgestotene ben ik; hebt gij iets te drinken, misschien?”

Mnetha gaf hem fruit en melk dan & ze zaten samen daar.


2.

He wander’d day & night to him both day & night were dark 
The sun he felt but the bright moon was now a useless globe 
O’er mountains & thro’ vales of woe. the blind & aged man 
Wanderd till he that leadeth all. led him to the vales of Har.

And Har & Heva like two children sat beneath the Oak 
Mnetha now aged waited on them. & brought them food & clothing 
But they were as the shadow of Har. & as the years forgotten 
Playing with flowers. & running after birds they spent the day 
And in the night like infants slept delighted with infant dreams. 

Soon as the blind wanderer enter’d the pleasant gardens of Har 
They ran weeping like frighted infants for refuge in Mnethas arms 
The blind man felt his way & cried “peace to these open doors 
“Let no one fear for poor blind Tiriel hurts none but himself 
“Tell me O friends where am I now. & in what pleasant place?” 

“This is the valley of Har”, said Mnetha, “& this the tent of Har. 
“Who art thou, poor blind man. that takest the name of Tiriel on thee?” 
“Tiriel is king of all the west: who art thou? I am Mnetha, 
“And this is Har & Heva, trembling like infants by my side.” 

“I know Tiriel is king of the west & there he lives in joy. 
“No matter who I am; O Mnetha, if thou hast any food, 
“Give it me. for I cannot stay; my journey is far from hence.” 

Then Har said: “O my mother Mnetha, venture not so near him
“For he is the king of rotten wood & of the bones of death 
“He wanders. without eyes. & passes thro’ thick walls & doors. 
“Thou shalt not smite my mother Mnetha O thou eyeless man!”

“A wanderer. I beg for food. you see I cannot weep: 
I cast away my staff the kind companion of my travel, 
And I kneel down that you may see I am a harmless man.”

He kneeled down & Mnetha said: “Come, Har & Heva, rise! 
“He is an innocent old man & hungry with his travel.” 

Then Har arose & laid his hand upon old Tiriels head .

“God bless thy poor bald pate. God bless. thy hollow winking eyes 
“God bless thy shriveld beard. God. bless. thy many wrinkled forehead 
“Thou hast no teeth old man & thus I kiss thy sleek bald head 
“Heva come kiss his bald head for he will not hurt us Heva.”

Then Heva came & took old Tiriel in her mothers arms.

“Bless thy poor eyes old man. & bless the old father of Tiriel! 
“Thou art my Tiriels old father. I know thee thro thy wrinkles, 
“Because thou smellest. like the figtree. thou smellest like ripe figs. 
“How didst thou lose thy eyes old Tiriel. bless thy wrinkled face!”

Mnetha said come in aged wanderer tell us of thy name. 
“Why shouldest thou conceal thyself from those of thine own flesh?”

“I am not of this region. said Tiriel dissemblingly, 
“I am an aged wanderer once father of a race 
“Far in the north. but they were wicked & were all destroy’d, 
“And I their father sent an outcast. I have told you all 
Ask me no more I pray for grief hath seald my precious sight.”

“O Lord!” said Mnetha how I tremble! are there then more people, 
“More human creatures on this earth beside the sons of Har?”

“No more,” said Tiriel, “but I, remain on all this globe; 
“And I remain an outcast; hast thou any thing to drink?”

Then Mnetha gave him milk & fruits. & they sat down together.

dv 2019 – Soon as the blind wanderer enter’d the pleasant gardens of Har 
They ran weeping like frighted infants for refuge in Mnethas arms

[tekst van wikisource]
over TIRIEL https://en.wikisource.org/wiki/Tiriel

BLEEK 
is een NKdeE Verschrijf- en Kliederprogramma in Ontwerpfase. 
vertaalcommentaar, opmerkingen en suggesties zijn welkom als reactie hier, op FB of via mail

Geef een reactie

This website uses the awesome plugin.