Categorieën
Délie Grafiek Harusmuze Vertalingen - Bewerkingen

Harusmuze #355

IT:43 het kleine geeft zich aan het gave

22B103ξυνὸν γὰρ ἀρχὴ καὶ πέρας ἐπὶ κύκλου περιφερείας – The beginning and the end are shared in the circumference of a circle.[Kahn]

355 – het kleine geeft zich aan het gave

hexagram 43  – tài –  “Doordringen”

input

commentaar

noot @BJF: voorheen ‘het kleine gaat, het grote komt’ en ‘het kleine geeft zich aan het grote geven’ en ‘het kleine geeft zich aan de gave’.

in de NKdeE Mystiek is ‘het gave’ de gave van de kosmos. het lidwoord geeft aan dat de kosmos niet wordt gezien als donatum (van g*d, of wat dan ook), omdat de ‘ontvangen inzichten’ aan elk menselijk begrip van bezit of geven onttrokken is.

omdat er vanuit het Ene geen perspectief kan optreden (er is geen gebeuren buiten het Ene, het Ene ‘ziet zichzelf’ vanuit alle perspectieven waarmee het samenvalt) is de richting altijd van het kleine naar het grotere. het rottende gaat op in de rotatie, de rotatie ‘komt’ en ‘verlost’ het rottende.

de menselijke waan ontwikkelt velerlei misverstanden daarover, we zijn daar heel erg bedreven in. het humane denken verdraagt niet erg veel van het echte.

zo stelt men zich de verlossende dood vaak voor als het goddelijke dat zich over het individu ontfermt en haar een ‘einde’ een ‘doel’ en een ‘zin’ geeft. maar er kan vanuit het Ene geen bekommernis zijn om het nietige dat immers in het Ene zelf als deelachtig aan het Ene gebeurt.
of men stelt zich het sterven voor als een thuiskomst, een terugkeer tot het Ene en een overgave aan het Ene: zulke gedachten minachten au fond het leven en haar kwaliteiten alsof dat leven zich van het Leven als Gebeuren zou verwijderd hebben en getuigen bovendien van een onvoorstelbare megalomanie omdat men denkt of toch lijkt te denken dat het ego iets te bieden zou kunnen hebben dat op een of andere wijze (in ontvangst) ‘genomen’ zou worden.
men trekt de eigen enggeestige nijd door tot in het ‘goddelijke’: men heeft een thuiskomst in de eigen fantasie ‘verdiend’.
op zo’n wijze verwoord toont dat ‘goddelijke’, de religieuze reflex, zichzelf dan als een manier van spreken die aan de nijd haar frequentie te danken heeft: men moet als ‘ego’ betekenis ‘hebben’, teneinde zich aan het ‘hogere’ over te geven.

maar elk geven is altijd deel van het grote geven dat het gebeurende Leven is, enkel wij mensen willen nemen en genomen worden…alsof het niet een zoveel hoger goed was, om stof te ‘zijn’, steen of licht dan dwaas en behept rond te lopen met een ego dat niet aflaat te schreeuwen dat het gevoed moet worden, verzorgd en vertroeteld…

scève

Délie 355
L’Aulbe venant pour nous rendre apparent
Ce, que l’obscur des tenebres nous cele,
Le feu de nuict en mon corps transparent,
Rentre en mon coeur couvrant mainte estincelle,
Et quand Vesper sur terre universelle
Estendre vient son voile tenebreux,
Ma flamme sort de son creux funebreux,
Ou est l’abysme a mon cler jour nuisant,
Et derechef reluit le soir umbreux
Accompaignant le Vermisseau luisant. 
noten

l.8 – de donkere gedachten van de dichter vormen een obstakel voor innerlijke rust [MCFARLANE 1966 p.460]

l.9-10 – lees ‘Et derechef le vermisseau luisant reluit, accompaignant le soir umbreux

l. 10 ‘Vermisseau’. voor het beeld van de glimworm verwijst Defaux (met Parturier) naar de regels van Serafino (ed. 1548, fol. 153 r°): E se talhor del petto escono i vampi / Mi fan parer qual lucciola d’agusto, en verder nog naar Ex. 35.25 (? ik vond daar geen worm) en Ps. 21 met de opmerking dat er in dit deel van de verzameling vaaknaar het OT verwezen wordt.
het beeld van de glimworm duidt op de nietigheid van de Prometheske minnaar die lijdt aan zijn (ziekelijke) passie [DEFAUX 2004, vol.II, 390-391]

NL versomzetting

wanneer de Ochtend komt om ons te onthullen
dat wat het duister der schaduwen ons verbergt,
[keert] het vuur van de nacht in mijn transparante lichaam
weer in mijn hart bedekkende menige sintels
en wanneer Vesper [>Lat.: ‘avond’ en vandaar de Avondster] op aarde algeheel
zijn schaduwrijke sluier uitspreidt
komt mijn vlam uit zijn funeraire holtes
waar de afgrond [is] [die] mijn klare dag vernielt
en weerom weerschijnt de duistere avond
die de kleine glimworm begeleidt.

printed

DEFAUX 2004: Scève, Maurice, Délie Object de plus hault vertu, Defaux, Gérard (ed.- tr.), vol. I-II, Librairie Droz, Genève, 2004, ISBN

MCFARLANE 1966: Scève, Maurice, McFarlane, I.D (ed., tr.): The ‘Délie’ of Maurice Scève’ edited with an introduction and notes by I.D. McFarlane, University Press, Cambridge 1966

Online resources

DMF Dictionnaire du Moyen Français, version 2020 (DMF 2020). ATILF – CNRS & Université de Lorraine. Site internet : http://www.atilf.fr/dmf.

OpenMLOL: https://openmlol.it/

Scève, Maurice, [no editor], [no year] Maurice Scève’s Délie, Lyons, Sulpice Sabon for Antoine Constantin, 1544, in French Emblems at Glasgow [online] Available from https://www.emblems.arts.gla.ac.uk/french/books.php?id=FSCa [Accessed 7 October 2022]

Geef een reactie

This website uses the awesome plugin.