Hij weet zich aan beweging meegedeeld,
telt met haar de reeds behaalde waarden.
Hier wat ter vervollediging hem toekomt,
plaats, tijd, uitgesproken nummering
en daar wat niet. In kringen wordt een vijver
wel zijn daad aangemeten. Wat niet past
verdwijnt en drijft zogezegd meteen al
boven. Het vriest niet, maar toch zal het
zonder warmte zijn. Likkend aan het mes
vreet ook ter dood een wolf zijn bloed.
Haar huiveren schermt hem van de koude
af. Opnieuw zegt hij haar zo het leven aan,
hoe het hem door haar werd aangedaan. Lente.
De steen vervult de boog die hij beschreef.
uit ‘Spelen dat het Donker Wordt’ (1995-1999/ rev. 2018-2019)
