Categorieën
Links - publicaties

Tulkens van de dag

tulkens_wommersom
Julia Tulkens

Het naadren van de avond komt mijn wangen rozer malen
en doet een leeuwrik zingen in het hart, dat u verbeidt.
Ik vouw mijn bleke handen als een tere, vlezen schale
op mijn bevruchte schoot, waarin g’ uw liefde hebt geleid.

En in mijn warme flanken voel ik stil uw kind bewegen.
Een zwoele, troeble vreugde maakt mijn jonge leden lam.
ik voel uw mannenmacht zo al-verterend op mij wegen
en huiver van geluk als een door wind gewekte vlam.

Het naadren van uw stappen komt mijn handen weer ontvouwen
en feller klopt het bloed, dat stadig onze liefde voedt.
Gij weet het niet, o man, dat wijl ik u in d’ ogen schouwe,
een andre liefde in mij me dubbel van u houden doet.

Julia Tulkens
Uit de cyclus: Liederen voor de man

witregels

beweging van de dag

witregels

ontluiken2

de beweging van de dag is het ontluiken.

witregels

Lexicografisch materiaal

Oud-Nederlands Woordenboek

de oudste attestatie van het Oud-Nederlandse ‘antlūkan’ dateert van de 10de eeuw.
qua cognaten heb je ’t Oud-Fries voor sluiten lūka

1. Openen, ontsluiten.
1.2. (Iemand) de ogen openen, inzicht geven.

Middel-Nederlands Woordenboek

(-luiken), st. ww. trans. en wederk. Mhd. entlûchen; mnd. entluken; ndl. ontluiken (Ndl. Wdb. 10, 1906). Gewoner dan ontluken is ontpluken; z. ald.

I.  Trans.
1.  Ontsluiten (verouderd ook ontluiken, Ndl. Wdb.), openen, van iets dat gesloten is. Teuth. ontluycken, verw. naar apenen (openen). Kil. ontluycken, aperire. Voc. Cop. ontluyken, adaperire.
2.  Eene opening maken in iets, een gat in iets maken.
3.  Eene ruimte openen of openstellen, een sluitboom of slagboom er van verwijderen. Voc. Cop. ontluken, desepire, dissepire (ook Kil.); ontloken, disseptus. — Hiertoe behoort ook OVl. Lied. 365, 5: “ic ghere uwen mont te cussen ende voorts tontluucken u armkens blanc” (16de eeuw).
4.  Uitspreiden, ontplooien, ontvouwen. Dit kan bedoeld zijn met Kil. ontluycken, expandere (doch ook het intr., ndl. ontluiken; vgl. Plant. de rose ontluyckt, expandit rosa).
5.  Ontvouwen, in overdrachtelijken zin, bekend maken, openbaren. Vooral van getuigenissen. Zie Stallaert 2, 285. Zoo nog in de 17de eeuw (Ndl. Wdb. 10, 1907).
Van Christus, in het pass., geopenbaard worden in het vleesch.
Aanm.
Brugm. 2, 151: “dat hemelrijc ende aertrijck noyt en conste ontluycken, dat sal een suyver maghet reyn in haren lichaem sluyten”  , leze men met Moll omluycken, d. i. omsluiten, omvatten. Vgl. ommeluken.
II.  Wederk. Hem ontluken.
Zich openen. Het wederk. ww. zal ongetwijfeld in verschillende opvattingen in het Mnl. in gebruik zijn geweest, want daaruit heeft zich het intr. ontluiken in zijne verschillende beteekenissen ontwikkeld (Plant., Ndl. Wdb.), doch het is slechts gevonden in den zin van zich openen, uiteengaan, gezegd van aaneengesloten gelederen.

ontluiken1

witregels

Woordenboek van de Nederlandse Taal

bedr., wederk en onz. st. ww. Van Luiken met Ont- in de bet. B, 3, a). Ontsluiten.
I.  Bedr.

1.  Eigenlijk.

Ghy Predicanten ontluyckt u monden,   A. BIJNS 1, 50  (ed. 1646).
Die Vorst heeft op het lest sijn lippen dan ontloken,   CATS 2, 488 b [1655].
Met ermen wijd ontloken,   HOFFERUS 41.
Ontluickt ze dan den mont, nu stom en zonder spreecken,
Hoe zalze ’t hart van Mars niet morselen en breecken.

  VONDEL 7, 15 [1670].

Den Hemel is gheweest om u ontloken.

  Z. Nacht. 2, 37.

—  Van bloemen, die haar kelk openen.

Ick ben een roos, die eerst haer knop ontluyckt,   CATS 1, 457 b [1629].
Een schoone Roos, die inde doornen struycken Op haeren groenen steel heur bladen gaet ontluycken,   VONDEL 1, 147 [1613].
Dan is een roosjen best en op zijn eelst gepluykt,
Als ’t uyt zijn knopjen eerst zijn bladertjes ontluykt.

  KRUL, P. W. 1, 14.

En naauwlijks heeft een bloem zijn morgenknop ontloken,
Of de eerste stormwind blaast en werpt heur bladers af.

  BILD. 11, 49 [1808].

2.  Figuurlijk.

Meest comt onmaticheid meestellik eerst bestoken, Als hem het Avontuur haar ghaven heeft ontloken,   SPIEGHEL, Hertsp. 6, 214.
Voorwaer soo gy uw geest maer eens ontluycken wilt, enz.,   CATS 2, 195 a [1635].

3.  Overdrachtelijk. Uiteenzetten, duidelijk maken; thans verouderd.

Ick sal’t u ontluycken,   COORNHERT 1, 400 d [c. 1570].
Op dat ick zonder nijt myn redens mach ontluycken,   HOOFT, Ged. 2, 81 [c. 1600].
Den stercken Milon hier een yeder wil ontluycken,
Dat elck verhoeden zal zijn gaven te misbruycken.

  VONDEL 1, 272 [1613].

II.  Wederk. — Zich ontsluiten, zich openbaren.

’t Is best dat yder meent, dat hem de sonneschijn
Die heden sich ontluyckt wel lest sou mogen zijn.

  CATS 1, 194 a [1620].

III.  Onz.

1.  Eigenlijk. Van bloemen, die haar kelk openen: zich ontsluiten.

Hoe versch en schoon een knop ontluyckt, het tweede ghezicht zal zijn prijs verminderen,   DE BRUNE, Bank. 2, 248 [1658].
De handel was daar (in Italië) als bij ons, de weelderige boom, waar de kunst als eene sierlijke bloem op ontlook,   ROOSES, Antw. Schildersch. 132.
Er (zijn) bloemen …, die … des nachts ontluiken,   OUDEMANS, Leerb. d. Plantenk. 1, 798.
Soo haest een roos ontluyckt, en toont haer rijcke gaven,
Flucks zijn de byen daer om hen te mogen laven.

  CATS 2, 181 a [1635].

—  In vrijer gebruik.

Lenten doet het Landt ontluycken
Dat de koude Winter sluyt.

  COSTER, Ithys 24 [ed. 1643].

2.  Overdrachtelijk, bij vergelijking met bloemen.

a.  Van personen en hunne jeugd.

De zoetste Lent van Uw ontloken jaren,   KRUL, P. W. 1, 12.
Een … ontloken jongen,   BERKHEY, N.H. 4, 2, 169 [1805].
Want na de jonge Vorst haer voor sijn liefste koos,
Ontlook haer gulle jeugt gelijck een versche Roos.

  CATS 2, 129 a [1635].

Sidonia ontloock, gelijck een weereltswonder:
Zy ging in roozen op: nu gaetze in tranen onder.

  VONDEL 3, 750 [1640].

b.  Van het hart: opengaan, vroolijk worden.

Desen wijn … Drinckt hem, u hert zal daer af ontluycken,   Rotterd. Spelen v. Sinne, 241.

c.  Van aandoeningen: zich ontwikkelen, ontstaan.

Een treeckjen doet meer lust in mijn gemoedt ontluicken,   HOOFT, Ged. 1, 84 [1608].
Ik zag die deugden in het jeugdig hart ontluiken,   DA COSTA 1, 149 [1821].

d.  Van het licht: aanbreken; dichterlijk.

O Zonnegod! … Doe haast den dag der wraak aan deze kim ontluiken,   DA COSTA 1, 268 [1819].

—  Zelfs van de sterren.

So veel men oit ’s nagts sterren ziet ontloken,   DE GROOT, Nederd. Ged. 244.

witregels

gignogram & gignomenologische aantekeningen

gignogram_ontluiken

gignogram van  “ontluiken”

dv 2017 – ink & water color, A6

  • het semantische veld van ‘ontluiken’ is binnen de metamorfosen een hysteresis met een vrij brede duurfasering
  • de metamorfose is van een intensiviteitsaccumulatieve stasis zonder grensdynamiek via een grenspenetratie naar een langdurig ongelimiteerde groei
  • in de groei is er een duidelijke fasering van de aanvankelijke post-hysteresis (pH) resulterende in een relaxerende mini-regressie R naar de eigenlijke groei G (zie gignogram).
    de staande hypothese [citaat vereist] is dat de waargenomen regressie een gevolg is van de benodigde tijdsrek voor de explicatie (uitvouw) van het voorheen belemmerde in de vrije ruimte, los van de gepenetreerde begrenzing, terwijl uiteraard in een eerder stadium de belemmering een groeibevorderende intensiviteitsaccumulatie in stand hield.in dat geval, zo wordt er in radicale anti-veganistische kringen gefluisterd, zou er sprake kunnen zijn van een minimaal reflexief moment binnen het entropie-eiland
    van de ontluikingsregressie, een vorm van plantenbewustzijn dus

 

 

.witregels

Gignopedie

ontluiken

in het prangen
wrijft het dringen
de omhelzing open

die te knellend is, & drukt & breekt
de leegte aan waarin de ruimte
wordt ontvouwen, zuchtend.

zo herinnert zich de bloei
het prangen & de bloei

als licht
in nachtblauw open-
flitsend.

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Geef een reactie

This website uses the awesome plugin.