De brief
Bij het zich tijdelijk wegcijferende slingeren der afstanden
Kwakt de hylomorfe fluim landschap mij het spiegelraam op. [1]
In onderscheid ik ontwar het enthousiasmerend ingewikkeld zijn
Der giftige lijnen: beeld van het beeld dat ik u aanstamp. De krul
Die u is behoeft niet een mal waaruit zand sectorieel sijpelt, geen
hand evenmin dient een lip ter trilling de wolk in te strepen. Toch
Is zoek geraakt onderweegs onze verstandhouding. Gelieve dus
Deze brief te willen aanvaarden, de opdeling. Het middenrif mij
Is bevroren, adem stokt & in stuikt het, maar U is U al – U is op
De driften & zeebaren gewonnen land – U is als hoogste ons
In uw al te bonte wrong een bruistablet in de rottende navels: niet
dat zich radeloos opfikken in god echter, eerder het fragmentarische
dat tijdig weg zo het bij zichzelf in gebreke is. Schattig het teveel
bv. dat mij eigen is, dat van pinguins schuifelend op het ijs is, ik,
Maar van pinguins niettemin. De te korte pootjes kort gehouden. Dra,
Daar dan te klapwieken de zon staat met verstrekkende vleugels, U
Het licht dat zo in uw licht kwam, de teugels wij aangereikt. Die adem
Brokkelt ons, vriest ons uit, kraakt tot wij verletterd lezen wij verstuift.
[1] Hylomorf : zie http://en.wikipedia.org/wiki/Hylomorphism. Ik gebruik het hier echter niet verwijzend naar Aristoteles met dat al te categoriek dualisme, de verwijzing is naar de wordingsanalyses van Deleuze. Ergens op mijn notities bij het lezen van Peason’s Germinal Life lees ik nu: “Individuality is not a characteristic of the self but on the contrary, forms and sustains the system of the dissolved self”. Goed, maar die fluim op dat treinraam werkt zo ook wel, hier toch.