Het draagvlak zweeft, waarop jij mij omarmen wil: een web verderf, een bladerdek met in elk blad een nerf die met een knak zijn tak afvallig werd; een laagje daad, waaronder niets jouw ijle droom wil ankeren. Of weet je niet dat in luchtledigheid jouw liefde eender valt als lood? Ik adem en rond het kluwen dat jij staande in jouw brede cirkels hebt vergaard, verdwijnt meteen wat ooit het wezen leek van mijn bestaan bij jou. Ik vul niets in en hou niet van wat tergend traag jouw wereld uit, mijn hemel in als luchtweerspiegeling bij jou ontstaat, jou laat, bij mij vergaat. De tijd verslikt zich in de dagen die ik tel, de aarde geurt naar oud geluk en dolgedraaid doorleef ik dit geroffel van de bedelstaf. Een gloeidraad brandt in stilte glijdend langs de lijn: zo sneed een jongen ooit zijn hart uit piepschuim voor een meid die geen liefde wou maar prul en pret; zo brand ik stil jouw leven uit, zo laat jouw woord mij niets dan koude op de tong. Breek ook dit oog, hak mij de hand die schrijft en niet begrijpt: ik schrijf je af uit boeken die ik vroeger las, maar elke letter die ik 's nachts tot klank herlezen wil, steekt vast in mij en koud als staal.
1994-2018
- PERDIX DAEDALI 1-8 op Google Docs
- Over het ‘Gedicht van de Dag‘- programma
- Lees meer uitvoer van het ‘Gedicht van de Dag‘-programma
