Categorieën
lyriek

Daily Délie CCXLI

Ce n’est point cy, Pellerins, que mes voeutz
 Avecques vous diversement me tiennent.
 Car vous vouez, comme pour moy je veulx,
 A Sainctz piteux, qui voz desirs obtiennent.
   Et je m’adresse a Dieux, qui me detiennent,
 Comme n’ayantz mes souhaictz entenduz.
   Vous de voz voeutz heureusement renduz
 Graces rendez, vous mettantz a dancer:
 Et quand les miens iniquement perduz
 Deussent finir, sont a recommancer.

witregelswitregelswitregels

Daily Délie: elke dag een nieuw dizain van de Délie van Maurice Scève.
De bron van de noten / besprekingen is voornamelijk de monumentale Edition critique van Gerard Defaux, Droz 2004. De vertalingen zijn vlugge pogingen tot  verduidelijking van de originele tekst in begrijpelijk Nederlands. Alternatieven, expliciteringen of on-Nederlandse vertalingen staan tussen vierkante haken. De lezing gebeurt in fazen, raadpleeg voor een klare kijk de index van de ‘affe’ lezingen.

Vertaling

Het is niet zo, Pelgrims, dat mijn wensen
mij op tegengestelde wijze bij u houden.
Want u wenst zoals ik het wens
devoot te zijn bij de Heiligen, die wat u verlangt (‘vos desirs’) verkrijgen.
Ook ik richt mij tot God, die mij weerhoudt,
als niet hebbende gehoord mijn wensen..
U die van uw gebeden gelukkig weerkeert
met Genade verkregen, zet u aan het dansen:
en  de mijne, nu ze onrechtvaardig verloren
moesten eindigen, zijn te herbeginnen.

Noten

Dit dizain vormt met CCXLII een eenheid. Van de hele embleem-context die Giordano in CCXLCCXL duidde rest hier enkel de sfeer van devotie. De Amant, verbannen naar het klooster op L’Ile Barbe, moet effen verduidelijken dat hij hier weliswaar tegen zijn wil is (hij wil bij Délie zijn) maar dat hij toch hetzelfde nastreeft (genade).

Gerard Defaux zoekt hier voedsel voor zijn ‘idolatrie’-these -de Délie zou op subversieve wijze een soort van ode aan deze zonde zijn – ik heb het daar momenteel wat moeilijk mee omdat het benadrukken van de Idool-functie van Délie misschien eerder als contra-reformatorische bevestiging gelezen dient te worden. Het werk is al bij al in ‘gevaarlijke’ tijden geschreven als het richting Geneefse beeldenstormerij dreigt te gaan, dus het directe effect daarvan is eerder een bevestiging van de officiële religie, iets wat Scève overigens als bevoorrechtte tot officieel chroniqueur van het Parijse hof te Lyon zal maken bij de Koninklijke Intrede aldaar in 1547. Voor Scève is er niks mis met het vereren van iconen of afbeeldingen, integendeel, hij maakt van zijn geliefde zelf een Idool, een baken, en heel het werk is een omslachtige poging om zijn liefde in te schrijven in de Caritas, agapé van de ‘Ferme Amour’. Dat de poging Scève toont als falende mens, da’s wat anders …

Ik vind het einde bijzonder mooi klinken, het in teleurstelling gedoofde vuur in ‘perduz / Deussent’. Meesterlijk is zeker het minutieuze volgen van de spanning tussen de wensbeweging naar het hogere die soms wel, dan weer niet samenvalt met de hevige verlangens naar het Idool, tegen de achtergrond van een realistisch opgeroepen bedevaartsoord waar de Amant  verbannen is. Het gemoedsconflict wordt opgeroepen in de beweging maar wordt niet ‘besloten’ in een oordeel, dat niet anders dan een veroordeling van de (vleselijke) verlangens zou kunnen zijn.

Ogenschijnlijk beaamt het dizain de devotie van Scève de auteur, maar het subtiele denken van de Amant ondergraaft die helemaal. Deze obscuritas als gebrek aan klaar geloof, maakt misschien van Scève’s Amant, in al zijn bedacht  ‘intellectualisme’, ondanks het cerebrale karakter van de poëzie, een meer menselijk figuur dan de Laura-lover in de handen van de verheven auteur Petrarca. In een andere optiek kan je het wegwerken van de obscuriteit die de lezer als opdracht krijgt zien als analogie van het pad dat de Amant dient te bewandelen, van donkere zonde naar heldere Redding.

Geef een reactie

This website uses the awesome plugin.