Categorieën
Grafiek lyriek SUN(T)RA(NCE)

Lanquidity (rev.)

Taal tuimelt de ruiter

& het uit zit in de T, het rare
af daarin, het voze gewemel

van rot, geselende slierten
tussen de tenen, het open-

halen (over- ) van eelt (het
leed een deel te zijn), om-.

Snuift, sijpelt bloedsnotjoch
(zij, in pek & hoenderveren).

Want, wand, want is
de uitsnuit die ze varkt.

Het spiegelkind knikt,
ze heeft hem geïkt.

Onder het lover scharrelen
naar wormen de kraaien.

Geef een reactie

This website uses the awesome plugin.