Categorieën
lyriek

Ronnie viert de Lente (2/2)

Tja, ah ja,  er zat niks anders op: hij moest naar de dokter.
Maar de dokter woonde helemaal op het eind van Hondensteeg. Want poezen, nee hoor, die hadden geen dokters. Wij katten wij  verzorgen ons zelf wel, koppig, eigenwijs, & lekker netjes zoals alleen poezen dat kunnen. Al de rest was nat hondenhaar. Dat stinkt naar verse vis van de Delhaize. Verhip.

Dus die dokter, ach nee, dat was helemaal geen Grote Panterkat. Ook niet een Import-Siamees.
Het was een domme luizige vieze vette Hond!
Verhip! Héél ver van hip!

Hondensteeg was vuil & vies & rook naar hondenpoep.
Niet dat Ronnie báng was van honden. Ze konden hem wat. Hij treiterde ze, die nare beesten.
Hij liep, zonder een kik te geven, met zijn staart parmantig omhoog,  voorbij de gruwelijkste bulldog.

Maar hulp aanvaarden van een hond? Aai, aai, aai. Dat was tegen de Grote Kattencode. Zoiets deed een flinke kater niet! Daar geraak je je vrolijkheid van kwijt. & Al je diepe Katerdom.

Niet, niet, niet. Niehie nihihiHIHiiiiiiiiiiiiieeeeeeeeeeeeeeeeaaaaHHHahahhahaaaaaaaaaaaaaaaaaaTSJOEM.

Het deed pijn in zijn poezehoofd, al dat niezen.
Zijn poezenschedel barstte bijna open van het snot. Bah!
Ronnie likte zich nog even de pels glanzend schoon & ging op pad.

Hop naar Hondensteeg.  Ze kunnen me wat.

Maar op de hoek begon het al.

“Woeha woef waf waf wouieaaah WHAAOAOAOAVVVV woeha haHAHAHAaafff pff daar wheb je Wafffelhouden Ronnie WHHEE_haHa_weer! Net als verleden keer! Hij komt weer poezelig om doktersgunsten bedelen. Bedelkat, dag bedelkat, waf bedelkat waf WAGF WOEHA WAFF!”

Ronnie liet zich niet kennen.

” Miauw miejauw jajij miejou & u 2 :  zijn iiiiiiiiiiiiiiiiiijjjjjullie weer lekker honds gezind? ’n beetje depri misschien? teveel pijn aan je been van het pipiheffen? mihaha mihola mirererere what een whondenmisère toch wheeheewafwaf alweer. Ga toch bij je baasje liggen, in zijn wormenput van hartekwijl!”

Maar op het eind van de straat hield Ronnie de Vrolijke Kater het niet meer.
Zijn zwarte vacht werd grijs & grauw & dof als een gepofte kastanje.
Hij sleepte zich niezend & snotterend & rillend van hihahahik voehoehoehoel mij toch niet zo erg lekkerrrrTSJOEM.

Hij kwam bij de gevreesde doktersdeur & krabde zachtjes aan de deur. De dokter had hem natuurlijk al lang geroken.

– “WHwwwwwwwwwHHHOOOOOOEEEEEEAAAAFFFFVVVV!!!!!!!!!!!!!”

Ronnie kleefde bijna tegen de muur aan de andere kant van Hondensteeg. Komt Oe binnen? wavblafte de  Hond Heer Dokter, of blijft Oe Buiten?

Tja, dat was de vraag wel.

Ronnie sleepte zich naar de overkant & kon niet anders dan nederig als een geslagen kat in de hondse stoel kruipen.

– “Ach dokter”, miauwde hij zieligjes,” ik heb het weer: ho ho hoo HHOO WHOEAHAAIHI hooikoortsTSJOEMLjjjpff bah!”

– ” Zeg dat wel”,  zo  donderde de diepe hondenstem terug, ” ik kan mijn kuispekineeskens weer gaan  roepen. Sjonge wat een troep breng jij hierbinnen! & Gij weet toch, dwaze vioolsnaarcontainer, dat wij Honden nooit geen poezen helpen? Zoiets staat niet in mijn Honds Contract!”

– ” ik weet het, Herr doktoor, maar ik dacht…”

– ” Gij moet niet dachten, gij moet denken! Maar kom, voor één keer zal ik ’n uitzonderingske maken. Hier hebt ge een pilleken, als ge dat pakt & dan een kopken geeft aan een hond, dan zijt ge er zo vanaf.”

Ronnie veerde op & ritste vliegensvlug de pil uit de klauw van Herr Doktergruwel. Hij sprintte naar buiten,  slokopte de pil, & meteen voelde hij zich wonderbaarlijk beter.

“HA HA HA HA! “, lachtte Ronnie, ” ik heb jullie toch weer lekker te stekken. Ik ben er helemaal van af! Een hond een kopje geven? Jullie kunnen me wat! HA HA HA JAHAJAjajjiajaiaaij ai AI hatTSJOEM. ”

Voor ie goed en wel besefte wat er aan de hand was, lag Ronnie de vrolijke kater  weer te kronkelen van de pijn, middenin de Hondensteeg.

En toen gebeurde het. Heel de Hondensteeg begon hemeltergend luid te huilen. Het was alsof het wolven waren, allemaal. En uit het pak, kwam één hemelsmooie hondjesvrouw naar voren, stapte traag maar lenig in een wulpse pas op Ronnie af. De Hemelhond likte zachtjes aan de poezenpels. Ronnie slikte. Er viel van alles van hem af.

Wist hij nog wat hij deed? We zullen het nooit weten. Hij gaf de Hemelteef een zachte duw met zijn poezenhoofdje tegen de onderbuik. De teef kermde van geluk, want Zij wou alleen maar helpen.

Ronnie’s hooikoorts nam af, verdween. ’t Was weg!

Nu kon hij ook de krokussen zien die in ontelbaar mooie kleuren opgeschoten waren in de hondenbermen.

De lente kon nu echt beginnen.

dv, kessel-lo, 14/05/2009 @ 22u31

Geef een reactie

This website uses the awesome plugin.