Daar waar je zou verwachten dat men eerder spaarzaam is met oordelen gebaseerd op één of ander statisch representationistisch systeem, daar woekeren ze alsof het een virus betreft dat op het hoogtepunt van proliferatie de hele populatie van het haar omringende in de greep heeft, & elke levensruimte ontzegt. Het hele post-modernisme hadden we net zo goed kunnen overslaan want de Aristoteleske fallus staat als een onverduurbaar elastiekje weer pal overeind. Van zodra er ergens een schijnsel van een creatieve stroom op gang komt, moet het meteen doodgeknuppeld met een poëtica, een kwaliteitswaarborg van een redactie van gezaghebbende critici alsof het kippenbillen betreft en dient het netjes verpakt in glanzende bundels op weg gezet te worden naar het Canon, dan wel naar de Mestvaalt.
Elk woord dat in de buurt komt van het literaire oordeel verwordt daarbij tot een handvat, waaraan een inderhaast opgeschetst systeem bengelt, sleurt, jengelt & alle zinnen wil in flarden scheuren opdat het geheel van de verscheurde tekst verteerbaar zou worden. Een onfeilbare jurisdictie die het gelijk van de criticus aan het besproken werk opdringt, dat is een eerste doel, om vervolgens, gevoed door die voor een kenner toch vrij makkelijke overwinning, de gehele wereld te lijf te willen gaan.
Kletter kletter wie speelt er met mijn letter. Daar heb je de slagorde al. Levensruimte is een fascistoïde term, meneer, weet u dat dan niet? Hebt u Buskens & Huskens uit Mijn Boekenrij daarover dan niet gelezen? & U spreekt van het literaire oordeel, meneer, alsof er zoiets zou bestaan als ‘het literaire oordeel’ in tegenstelling tot een veelheid van singuliere oordelen. Die zie ik wél meneer maar wie is daarin dan ‘de criticus’?
Hoe minder belang iets heeft in het tastbare leven, hoe wilder de opinies, hoe groter de emotionele kramp in het taalgebruik. Hoe vlugger de schermen ververst dienen te worden, hoe woester de meningen. Maar het grote gebral van de flamewars lijkt op dit moment een beetje uitgekeeld. Dat zure overgeefsel van de jaren negentig, en de eerste jaren van de eeuwwissel, dat hebben we nu wel gehad. Een enkele achterblijver oppert soms nog wat gal, maar iedere gebruiker beseft ondertussen dat de vloedgolf zélf alles quasi onmiddellijk overspoelt en er van de talloze miljoenen meningen en hun zielige uitinkjes na twee keer knipogen niks meer rest dan wat geflikker van lichtpuntjes in een datastroom die fastforward x 25 de vergetelheid van de archieven indruipt. We glijden & we glijden uit het heden weg & op de vlijmscherpe snijrand van het bestaande klinkt het wanhopige geroep om orde, oordeel & rechtvaardigheid.
* *
*
Aardig stukje, meneertje Vilt, maar wat exact wilt u er nou eigenlijk mee beweren ? Wel, niks eigenlijk, of toch: als zoveelste transitionistisch experiment gaan we de volgende tijd hier, ter plekke, pogen te verkennen wat je zoal kan verzinnen als online praktijk van het meta-schrijven. Het wat? Het meta-schrijven ofte het schrijven over andere schrijfsels.
Online, en in onze neo-kathedraalse praktijk, een praktijk naast alle andere mogelijkheden ( hallo daar beneden! hoe is het vandaag in de ijzige leegte van het geactualiseerde?) komt dat algauw neer op een meta-codering. Code over codevorming dus. Het zal ons brengen tot weirde besluiten zoals: bij gebrek aan tijdsrek stuikt de metacodering in tot codering & elke codering maakt gebruik van een andere codering die in gestratifiëerde zin die codediversifiëring mogelijk maakt door zichzelf op te heffen.
Maar, geen paniek: om de aansluiting met de (instuikende?) traditie niet te missen doen we dat rustig aan en beginnen we met een simpele LBB.