metallieke meridianen snoeren
het weerspannige vlees wel
in de harmonia praestabilita.
de badkamertegels schitteren.
blauw zal het nat zich enkel daar
een daar toeeigenen waar de tonijn
al terdege geblikt is. monddood
verrekend is wat wij wakker zien.
we
stevenen af. het Klappertanden
stijgt overal met licht-fluoriscerende gilletjes
ten hemel uit de humane gelei, een lillende
witte lijfjeswave met een niet boven de
kritische grens uitstijgend aantal donkere
stipjes want anders
& europa™ lag nu net zo goed
o nee o nee niet weer betekenis
niet dit kolken der zinnen
niet dit lichaam dat ondubbelzinnig
niet dit zure druppeltjes druppelen
in je huig
dit kokhalzen
die hete krampen
het falen der louter causale belijning lijkt nu wel een feit
het aangekondigde verglijden van de duiding is er 1
naar de fatale betrokkenheid,de onomwonden implicatie,
- van je opgekrikte stem ( net nu ze goed zat)
- van de minnaar x in je ogen (bij de eerste tekenen van gelijkenis)
- bij de opwindende contradictio in adiecto
van (shit daarnet droeg ik nog anders)
- het begeerde y in je garage
- of het nieuwtje z op je mobiel,
het gazomaardoor evenwel
de tijd dringt
het regeleinde nadert &
in de donkere kringloop der dagen
kan het elk momentbeginnen groeven trekken
in je voorhoofd bv., dát & daar & dan ook nog daar
dat
merkbare
inzakken
van het vet
rond de delen
tot het altoos
al magere al
(& dan zwijg ik dus nog, dan laat ik / enkel de badkamertegels wat schitteren / & al je krijtjes stoffig maar netjes
op hun plaats, dan hou ik mijn ondode / truukjes deemoedig in de fijntjes bekruiste, / zwartroze doos & de wulpse troelie waarheid,
bij het frêle wichtje schoonheid kort & áf / zoals het hoort hier in 123 / 52 het luie opgeblonken lonken / der schone liederkens het gezanik van de lala lamme / letteren der lage landen, het / rijkelijk met prijzen overgoten kabbelen / der kaalhoofdig murmelende signeerders het gesubsidieerde schuddebollen ladida de wals van waarover)