Het wou de blauwe stad omarmen zoals Pablo ze achterliet, blauw met de tranen hard in de blauwe ogen.
Kattenzeik en mensenbrol. Het barst uit de poreuze gevels en druipt over de handen, de armen, het spettert in de ogen met spullen van Zara, Gucci en Gaudi.
Alle wonden klappen open, er is gratis zout van hogerhand.
De ochtendzon plakt aan het zweet van de nacht. Op de balkonnetjes neuken de duiven zich de veren van het lijf. TOKOMUSIC. Tapas. Nits. As below so above. De bakzeilkerk wordt hersteld om beter te kunnen ploffen.
Het galmt in gebrekkige leegte. Ratten. “We naderen de oevers van de Styx Minora” De wijven worden nijdiger. De honden ruiken bloed. Het opgespoten strand kwispelstaart met venters. Aqua Beer Water Cola Aqua Beer Water Cola Aqua Beer Water Cola
De droogte jeukt in haar droogte. Zij zegt wat het betekent voor haar en de kinderen. Niets. Elke stem is mest voor de invallende stilte.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
Zelfdruk, druk van de ziel. Ik hakte en hakte en hakte en ik had een vinger in de inkt, legde hem eruit, rolde met een vinger de druipende vinger over het papier, over de bleke vrede van het uitgeschepte vel.
Verzwegen werd mij alsnog het geheim: de ring ontnam elk zicht daarop. Plaats, waar al het zwart belijnde eenvoud werd, en tijd zich in zichzelf ontsloot en bliksem in de bliksem het zegel van het zwijgen brandde.
Wie maakt welk onderscheid? Waarin schuilt het meesterschap? De kenner weet: de zelfdrukkunst kent alle vragen, maar een antwoord kent het niet.
II
Men had haar veel te vaak als niets omschreven, geen papier dat daar nog wit voor had. Maar het geschepte slurpte inkt om haar te maken nu, vond haar vreugde en haar beeld, wist zich draagster van het kerngegeven, moeder van betekenis.
Ik voelde haar per afdruk groeien. Eindeloos dwaasheid verliet mij in zijn slijmige slierten. Zij vertelde, terwijl de tijd de afdruk mat: hoe ik haar eerst onwennig, angstig en dan met overgave dienen zou, hoe almaar meer papier ter loutering dezelfde bak in wou.
Vlotheid van beweging kreeg ik mettertijd, verfijning, stijl en samenhang, zodat de ziel zich in de inkt verschool en op het blad haar tupothenta gaf.
Ik hakte en rolde. Want op een dag schoof de nagel eraf. Vel werd vlees. Vlees week in draden voor been. De afdruk werd stroever, er kraakte al wat, ze fluisterde scherven, krijste een einde en brak tot elke vorm onaanraakbaar in donker verzonk.
Ik stapelde bladen, haar stem werd een echo. Ik nummerde dagen, er was geen verband. Ik telde vlekken, lijnen en gaten, scheurde en lijmde, brak het zichtbaar verhaalde tot letters en woorden, zonderde cijfers zwijgende af.
III
Pulp rest mij nu. Ik hef weer de bijl tussen de duim en de geringde stomp: zijn blad is het raster, de slag is de inkt.
O heilige sleutel, o slot op mijn lot, gun mij een sintel van gratie, gun mij de sloop van uw nacht: gans mijn hand is met u verbonden, de middenvinger wijst, de zelfdruk begint.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
Met de roos gevorkt in haar schoot, waardoor in weelde de kringen van de leegte aanvangen lang voordat er liefde wolkt en haat; waarmee zij ruimte splijt en rekt de tijd zodat een hand ons
de hand reikt, waarmee wij onze vingers zich ertoe kunnen bewegen ons de ogen en de lippen te sluiten, ons tot kalmte te manen, ons de klederen van angst en nijd te laten ontvallen en naakt in de zon het zijn te verwerpen.
ZIJ HET
“Jullie waren hier eerder al. Ik zag jullie namen verdwijnen.”
De hazewinden die het licht najagen in het licht waarin de winden waaien die enkel de wanhopigen zien, zij bliezen het in de sofers die het zuchtend leeg en naast de letters spelden:
“Jullie doen ons dit in duizendvouden aan, er komt geen eind aan dit vergaan.”
SCHIP
Het schip reflecteert de wateren. De zee bevaart de zeppelin. De bubbel vat vuur en spat.
Met kriebels in het hemd, met de geurige geilvingers in lederen sleuven, met uitpuilende kopersogen zoekt men de bruid.
Sprekend als had zij monden die spraken: “geef ons heden nog een briesje kabbeltaal vanuit het blauwe walmkanaal, een schicht van wit in het rode amber van erbarmen”.
Meer nog. Altijd meer. Hang op de wifiwinkelhaak. Negeer het bezoekverbod. Ontbloot het oker Laat de spartelwormen vrij in het groot bederf.
MmM…nooit was genot zo moeiteloos. Nooit zo goedkoop.
Volkomen plug and play. Het hoofd tot op neushoogte invulbaar. Het bekken wiegt mee met de rol van de zee. Minimaal onderhoud. Eeuwigheid duurt er een uur.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
Het antwoord zocht een vraagteken. Het teken is een punt. De wereld is de wereld is de wereld niet.
Brak. Haar lippen trilden met het misprijzen donkerrood erin. Lava bevroor en werd haat, een band die je niet zomaar breken kan. Hoe schitteren niet de juwelen van het onbegrip.
Liefde, uw adem is perslucht. Elke zucht een nieuw monstertje dat opduikt in de centimeters opening. Duivels gedonder. Gierende helicopterwieken. Zwelgzee.
Het licht en de koude, gruwel en klem. Met de adem van een medeplichtige in de bak van het afschrift. Vervloekt.
Gemilderde woede kreeg het, gebrek aan geweld. Hoe minder het kreeg, hoe meer het minde. Hoe meer het mint, hoe minder het kreeg.
Ja hoor, jij terend retabel op gemis dat zij maakte: het schoof eruit en viel schreeuwend in de slangenkuil. Het glijden. Het glijden. Het licht.
Tel maar sacrosanct de bloedrode ochtendzonnen, rol uit op de schermen de hemelse rol van de waan. Vang als het komt de parels van angsten en walg. Zing. Streel het de ogen uit. Aai het de oren af. Snoep de neus tot het gaapt. Duw het lijfje er uit.
Vertel het. Vergooi het. Het wil verder. Voorbij het verlangen. Voorbij de voldoening. Voorbij het niets dat nog is.
Tot de bloei van de lelie in de tuin voorbij Eden.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
Het oneinde komt. Het is niet iedereen maar iedereen is het.
De lippen bibberen, het speeksel belt de warmte, stort bloedgeile waterklank op het oog van de duivel.
Er wordt stroomafwaarts afgetakt. Meedogenloos het groen gulpt uit de twijgenzee. Galathea ontbloot Galathea. Galathea lonkt en slokt volmondig.
Jack glundert. Polymere rotsen en kinderlijkjes drijven op de zee van het ons. Ick kijkt en eikt de stronk. De bende joelt.
Dragon, oppert iemand, om de avond te merken. Samen zijn we samen, samen zijn we sterk. Het werkt.
Niet. De armen verarmen, de rijken reiken te ver. Lafaards nemen zwijgend de benen.
Vergeet het niet zoals het dit vergat. Wij hadden de gave en de kennis en het ranzige geloof. Wij brachten het water, hout brachten wij. Wij kwamen niet samen en samen brachten wij het ter wereld.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
In schroeizon, gevangen in licht ziet het de man. Winddoorschoten lijf met kracht in de ooggaten, koud gebrek tussen de schouders, de huid vol zwerende gaten.
Geen ander was valser en beter gemaskerd in de echt dan de man. Geen ander sneller bedrogen.
“Hij was een rafel van haar kleed op het leliënveld waar zij liep”, roept het, en het benijdt hem kleed en dood te mogen zijn.
Moment na moment telt het de eeuw bij de eeuwen, de wereld bij de werelden het licht bij het licht.
Genot vult de honger, genot vult de slaap, genot vult het wachten, op de zwartzachte nacht.
Na zo’n vijfhonderd scheppingen fluistert het zacht in haar oor: “zo krijg je me nooit”.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
Hier was de straat met de ronkende brommers. Hier stond het blok met de schurftige kamers. Hier groeit het grijs uit gaten en spelonken.
Je ziet wel weleer maar niet wat je wil. Je wil wat je ziet maar is dat wat je wil? De wereld vermoeit het verwende geweten.
Het groent in je buik en je wil het niet weten. Het dreunt in je hoofd en je wil het niet voelen. Het stolt in je leden tot strepen in ’t heden.
Badoem badaboem badaboem badoem: Het klopt op je hart om je lijf te bebloeden. De stem van de nacht is bloedrode pracht. Het klopt op je hart om de ziel te verzoeken. De stem van de nacht is bloedrode pracht. Het klopt op je hart om de geest te aanroepen. De stem van de nacht is bloedrode pracht. De stem van de nacht is bloedrode pracht. De stem van de nacht is bloedrode pracht.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
moeder ben ik en kind met het steenvocht hartsgrondig weg van het bonken en beuken waar de grote verhuizer ik, de rechtopstaande, ik, de bloedende gaten betast van de verlossing.
o moeder, o sterren van ogen, o schittering wit waar wij u vinden zouden en blauw waar wij ons u geven konden, ware het niet dat wij vonden slechts de droomrode slaap der stervenden, of het zwarte misbaar van een willoze wake in het rottende leven.
o moeder, weg uit mijn lichaam sist en suist de stoom van de angst, mijn ogen verbeelden mij statige schimmen, het sneven van geesten in het schuim van de zee, terwijl stervende ook toch ik, voel mij kwiek te trillen staan en gaarne ik schud mij de veren, de wijzers, de schubben en de woorden af waarin ik schuilde voor u.
buiten in murmelen borrelt in getunnelde stilte de zang met de strofen der strijdzuchtigen, ontbranden hun ogen aan gloeiende sintels, de haatkooltjesogen.
buiten op het gebetonneerd gebladerte rusten nog de naamloze resten van het misgunde: als kralen rijg ik de okeren tekens van de schande aan het snoer van mijn zang, haar kronkelen vereeuwigt ter plaatse de openbaring.
in de wind boven de stortrots krijt de kalk zich stemloos uit de lijnen der beloften en in de ogen der blinden strooien engelen de pijn van de stof en geloof.
o moeder, splijt ons helder de weerbarstige lippen, fluister ons zuiver de uitkermende verte, laat ons uw onmetelijkheid in stilte geworden opdat van ons afvallen zouden als bevroren vruchten de zwarte pukkels van de haat,
geef ons later de kracht in uw heengaan te verdwalen, zoals u reeds verdwaalt in de troosteloze labyrinten van de kurkdroge ziel.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
RK Weekbladen = tekstverzameling waaruit geput kan worden tijdens de uitzending van RADIO KLEBNIKOV, het programma van de Vrije Lyriek elke zaterdag 18-20 u op Radio Scorpio (FM 106 in het Leuvense). Deze week teksten van Antonin Artaud, Nicholas Roerich, Samuel Taylor Coleridge en de NKdeE zelve.
De mot zit in de schepping, haar vleugels raken teer de wanden en de wanden vallen om.
Izeganz staat waar hij altijd staat en laat zich door een wilg het zachte gelaat aftasten. Wind voert feilloos de takken, bladeren raken ter streling de wangen, de neus en de brandende ogen. De droom is in beweging, dood is alles wat wij wakker zien.
“Makkers, scherpt uw hoornen veren! Vat moed!” Tot de eenden spreekt Izeganz, zij bedrijven nog de liefde van water voor het aardoppervlak.
Onbetastbaar, verloren, in het vale licht van de tunnel daagt als geen ander het lijf van het Wicht met de Wieken dat in de ogen der ontelbare reizigers te trillen staat:
haar fijne figuurtje vervluchtigt niet
het gevleugelde gat van de wanhoop spettert het rood in het rond
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
// zang uit ‘Het Pad van de Wenende Nacht’, broncode voor het KLEBNIKOV CARNAVAL (2008-2024)
voor e.d.
wij zijn gestorven wij, het bloed zeikt uit onze gammele lijven op de trein en de trein raaskalt, oogrolt, stroopt zijn wagons strak op als een bezetene tot de laatste vier rijtuigen hun bestemmingen Aalst en Liederkerke uitkraken.
wij zijn gestorven wij, en niemand voelt mee met ons de uitval van de nacht, hoezeer wij ook op geheel lijfeigen wijze uit het zichtbare wegdeemsteren, met op de huid, in de spieren, het ruggenmerg de befaamde tintelingen, het gegeerde genot van de angst bij de zich voltrekkende stadsbenadering.
zie de met kastanjekleurige beverstaarten opwippende pubermeisjes die bij de treindeuren snotterig te sjaaltrekken staan, te riemfrutselen, meesmuilend met ‘ik ben ik’ en ‘het leven is’ het leven wegtreiterende: nietige Tiense tienertjes zijn het, bij wie de naad ettert nog van de streepjestijd, van hoe zij erbij zijn zij, want enkel zo zijn zij zij die zo zijn.
en daar middenin mirakelt die ene ontluikende jij-bloem daar bij het wij, bij het ons, bij het wij onder ons dat weerom gestorven is en gemeen ook de barcode van de stationsnaam verzweert in de schermen.
en barst niet uit de voegen het rigoureuze verlangen dat zich tussen ons in mijn doodsgeile wartaal vertaalde, zodat wij ons weer de voetjes niet netjes aan de benen weten te binden, zodat onze neuzen weer even nog willen dóórruiken áán, zodat weer onze handen nog een ogenblik dóórtasten willen ónder?
en zo zijn wij alsnog doende ons te richten ten gronde, wijl de hardste dingen al in modderplas en schuinse regen roemloos liggen te rotten. en zo werden wij ieder apart de noodwendigheid ingedraaid, elke fragiele gloeilamp uniek in haar bakelieten sokkel.
maar uw zwijgen, o muze, braakt nu haar zwijgpit in de doodsmond vol asse en de eeuwige stilte die de keel doorslikt vangt ook de blinde mot van het suisloze suizen en “start”, zegt het programma, en alle aanwezige sprekers verheffen slaafs de stem en beamen:
"macheela michailee michola micham
wij nemen de gebroken wereld minnend in de mondmacheela michailee michola micham
wij helen de naakte lijven liefkozend van hun wondenmacheela michailee michola micham
wij zetten de geknakte zielsresten onomwonden bloot en recht
en in de loopse orde der eeuwig wemelende verbanden
verknopen wij de zang aan het verglijden van de monden
waarin wij ter dood aan ons versproken staan en stondenen zo versteven en verstijvende verdwijnen wij in de nietsonthullende barsten van dit moment."
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
Dag. Zij aanbidden de zon op een terras. Het krijten van de meeuwen rukt alle vrouwen de rok af. De mannen knielen en likken. Het wacht.
Nacht. Bevinger de zingende randen van de maan. Het duurt niet lang voor ze komt. Haar sierschouder kromt. Haar zucht is kinderverdriet, zegt ze.
“Mijn zucht is kinderverdriet”.
De klank streept verbittering uit in bloedlijnen, in dof klonterstof. Klaarheid. Hier is ‘ik’, daar is ‘jij’. Hond blaft de hond. Jij spreekt het ik. Wij smeken de dijen.
Het druipt en hij lacht. Zij slaat hem. Striemen stank voor hem, naakte dank voor haar. Perfect. De borst is te smal, de pijn wordt een wij.
“Twee beren twee harten / twee broodjes twee heren / op de snaar van het mes”.
level 2
Er ploft een dikke druppel ons in het stof. Retourneer het glanshaar. Defeceer de tekorten. Murw het maagslijm neerwaarts naar de darm van de dwang.
Ha! Astraal kanaal. De sterrenbek opengesperd met vlammende kwijlnevelen. Prijs ons want wij wij hebben de gave gevonden, heer. Wij strelen de rafelige randen van het gat in de bloedende gaten.
Het dronk bier en toekomst met hen op een terras.
level 3
Open de vouw in de waarheid. Er sist wat. Elke dwarslijn eindigt op sssst. Dadam dadam dadam dadam ssst. Het verstrengelt, kulmineert. Evenaar. Van het zwarte plafond komen kladden maden los. Hier kom je nooit meer uit.
Grijp in. Modificeer. Maak een verloopring. Steek haar binnen als een wee-je-gebeente. Laat haar wriemelen in het lijf, met vinger en scheermes. Laat haar likken, bijten, rukken, duwen, reken het uit. Karteer de tellen op het bewegen, ritmeer haar.
level 4
Zij gooit hen haar lijf met liefde en al in de wielen. Alen verstokken, tentakels omarmen. Er is geen uit meer aan dit in van ons. De ziel verneukt de ziel.
Vluchten herhaalt de zucht. Het laatste avondmaal is de tafel van twee, vier, acht, zestien, tweeëndertig… Doe!
Stack overflow.Game over. Nu blijft nu en hier en naakt.
“Je komt te laat”, zegt zij. “Ik kom te laat”, zegt hij. “Wat wil je,” zeg ik.
invoer (2017, delen 1, 2, 3, 4,5) – voor ‘finis mundi’
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
invitatie tot het ‘Théâtre Vitale Algorithmique’ (TVA)
lees de drie tekstjes in blokken A, B en C. negeer de reclame. maak uw keuze.
A
Kom. Hier komen jij. Zit. Hier ben ik, een hemd.
Trek mij aan. Uit. Voel je het? Nee? [slaat]
En nu? Hè? [slaat] Nog niet? Hè? Hè?
B
Woestijn. Je sterft van de dorst. En je ziet een zwembad, het dampt in de hitte en het lonkt met de koelte van het verlossende water maar op het water drijven cactussen. Je kan niet bij het water, er is geen trap, je zal moeten springen. Duizenden drijvende cactussen, die met van die heel fijne wollige stekels maar ook die met de stevige naalden, die zo je ogen kunnen doorboren.
C
Er hangt een enkele witte wolk boven het stadje. Het gezicht van de boeddha staat erin te glimlachen. De riolen kolken. Regelmatig valt er een vette zwarte kraai omver in het rottende gras. Het rot is niet meer bij te houden.
“Wie ben jij?”, vraagt het gelaat van de Ware. “Ik ben wie ik zeg dat ik ben”, zeg jij, trots als een gieter. “En jij?”, vraag je hem, ook al wist je het antwoord al. “Ik ben wie jij zegt dat ik ben”, antwoordt hij en de zondvloed begint.
Wie wil jij zijn?
vul in en maak uw keuze:
Koop een RADIO KLEBNIKOV CD!
Steun de Vrije Lyriek! KOOP meer BROL!
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
RK Weekbladen = tekstverzameling waaruit geput kan worden tijdens de uitzending van RADIO KLEBNIKOV, het programma van de Vrije Lyriek elke zaterdag 18-20 u op Radio Scorpio (FM 106 in het Leuvense).
Deze week teksten van Jim Leftwich, Maurice Scève, Samuel Taylor Coleridge en de NKdeE zelve.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
scène: een van de drie zwarte zonnen is gezonken, gespietst door een speer van de nijd. de tweede laat zich in beider maan een traan spiegelen, de natte echo van de rouwzang om hun verdwenen zus
stal de waren uit. neem waar:
de dogmatiek van het verzilverde
de potjesgrond in wormenvrij plastic
de wildgroei die het land uit de dakgoot rukt
meerpuistendruk op spiegel
vleugels die in elke frame aan de schouders blijven ontbreken
en/of:
ingrijpend vasthouden
doortastend bekneden
hardnekkig vingeren
voortrazend hakketakken
dan, zolang de keuze klopt:
polijst de spil van stilstand in je armen. schuur de nucleus van stilte in je achterhoofd. zie het oog dat door de maskers boort. voel de hand die in jouw zeeën roert. sluit vier ogen tot het bloedrood donkert. lees de onberekenbaarheid van het heelal.
het filtrum beeft. het klauwen stremt de tastbaarheid van het verschijnen. de belofte van het niets verbindt de vele handen. ontvang het wapenarsenaal in meterslange rekken. ontvang liefde zoals een vis van lucht kan houden. haar uitgestoken hand schiet door het verre glimmen. in bergen stof en pulver belandt een elzendreef.
zeg:
- "alle woestijnrozen zijn kamelenpis."
invoer (2017) – voor het Théâtre Vitale Algorithmique
‘(uit)gestoken brug / the foot is a fate’ – foto Tienen 29/12/2020, geïnverteerd op pc
Koop een RADIO KLEBNIKOV CD!
Steun de Vrije Lyriek! KOOP meer BROL!
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
Booischot 1969. Zon hangt in de haag, zijn spuug druipt en glinstert. Wit linnen kraakt strak rond de moederdraad. Het maakt het.
Vóór de mensen was er blauw. Daarna het rood van de tong en meikevers. Het solfert zonder lucifer, de stank wordt essence van lucht en Union Match. Keverpootjes schieten telkens weer uit het doosje. Snel, doe het toe!
De kat zit binnen in haar wormen te poezelen. Het wachten wacht in een leegte vol van luisterrijke ritselingen.
Het vergrijpt zich aan glinstering, een glasscherf kerft de lijn op de arm. Hoog een rode krab spat op het groen en het wit en het blauw bezeilen met woord en al de hemel.
Hoe wonderschoon is niet het schip. Het vliegt. Wilde wervelingen worden met kleuren aangedaan tot de pijn het einde van de schreeuw aantikt. Stik: niemendal heeft het litteken weer aangeklikt. Op.
Weg.
Haar lichaam leunt, haar tong krioelt. Het weigeren strandt in een gesloten bar waar een Duitse zeeman haar de baren geeft die het bevaren kan. Wolvin van de SS.
Hij stoot en barst, zinkende al verorbert het rot zijn wrak en het druipt meanderend grauw langs het bot van haar bil.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
Wij zijn verzwolgen al, de golven golven na. Wij zijn vortex zelf in onze zee van vrije tijd. Wij zijn draaikolkstem van de vernietiging. Wij zijn golven taal, voorspelling van de galm.
Wij zijn winnaars in de ren van ’t falen. Wij zijn makers van een kromme mal. Wij zijn denkers van het ene in het al. Wij voelen nooit de eenvoud van het ware.
Wij zijn verzwolgen al, de golven golven na. Wij spoelen ons als modder af de lusten die verblijden. Wij golven nu de wanhoop uit die allen overwint. Wij zijn verzwolgen al, de golven galmen na.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
Integrale uitzending van RADIO KLEBNIKOV op zaterdag 26/12/2020 live vanuit het Centrum van het Gekende Universum in Tienen met deze keer de al dan niet ingezoomde présence van Arnout Camerlinckx, Els Debarbieux, Dirk Vekemans en Kris Pollet.
RK WEEKBLADEN = tekstverzameling waaruit geput kan worden tijdens de uitzending van RADIO KLEBNIKOV, het programma van de Vrije Lyriek elke zaterdag 18-20u op Radio Scorpio.
Heb je zelf een tekst geschreven die je graag voorgedragen hoort? Klik of vinger dan hier voor het Google Doc bestandwaar je gewoon je tekst kan in plakken. Er staat een LEES MIJ tekst in die je best ’s leest eerst. Met wat meeval hoor je dan volgende zaterdag 03/01/2021 jouw tekst verheven tot den Aether!
Wol. Het schrapen kriebelt in de keelwand. Het schrappen vlokt aan tot een vette kraai. Aan prikkeldraad de tong bloedt open, ontbloot het rot. Verlucht. Elke stem is een walm.
Het staande buigt het hoofd. Het hoofd eindigt in de pit van de appel. Karren. Karst. Ponor. De stem vergooit het hoofd in de klank. Hou het leeg, vervloekte: acefaal verzuip je niet.
Geen water komt er aan de lippen. Geen weelde lonkt de manke tong. Stof. Roet. Verschraalde verhalen die kantelen, uitvlakken in ruis. Hoest ze op voor de vloed.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
De halve maan omhelst de streepjesbomen. Sabotage. Geflikker. Hinder op vernietiging: achter de aarde buldert de zon. Het gebladerte vlucht in het geritsel naar hun ongedierte.
Het af slaat op. Het is er weer. Gezwind rukt het haar maanlicht open. Vereend, net op tijd om te laat te komen, om hijgend met de laatste adem de tijd te verdoen.
Er. Weer. De tel verstrengelt weerom in geratel. Gebulder breekt met vuur de ochtend aan. De geile zon ontlokt de dampen aan de nacht, de stank van lijken. Slokt de nacht op als een kamp.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
RK Weekbladen = tekstverzameling waaruit geput kan worden tijdens de uitzending van RADIO KLEBNIKOV, het programma van de Vrije Lyriek elke zaterdag 18-20 u op Radio Scorpio FM 106 in het Leuvense.
Deze week teksten van een anonymus uit Duitsland, Jim Leftwich, Maurice Scève, Pernette du Guillet en de NKdeE zelve.
In plassen zwart, verregend op het asfalt is er het karige fonkelen. Het droeve glimmen van het stille dat bewegen wil. Zwijgen zuigt het zwijgen naar het zwijgen, vingers leggen
vingers op de snee en wrijven het bloed uit in het grauw van de wonde. Kaal huivert een boom zich de bladeren af en duister kust de mond het zwart in dat oog. De leegte
mirakelt: tranen bergen tranen glanzend en traag in de gaten. Zie. Het in. De diepe glans. Het ganse deel. Klop van ’t rafelkleed der doden alle lichten af. Voel. Git. Lust leeft waar het rokt.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
(weiger) het weigert. het is niets. het zwijgen breekt aan. er brult er. het steekt de ogen uit, het slaat de melodieën stuk: er brult er.
(voel) het voelt. het zwijgen breekt aan. er brult er. de ene hand verklaart het nader dat het zich te verstrooien heeft. misbaar in de ander. het vel scheurt en valt af. tranen zijn zout, woede wordt nijd. het zakt uit zijn taal.
de klank die het was vertekent de gebaren tot valse lijnen van weldaad, warmte op marmer. met de gruwel der telling staat de code keer op keer de weg in de weg.
(herhaal) niets herhaalt niets, vermenigvuldigt het tot nul. het tellen telt. (weiger tot) het voelt (het)
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
Lees wat ik schreef toen ik weigerde te zien. Hoor wat ik verzweeg toen ik weigerde te spreken.
Niets van jou is ooit daadwerkelijk beschreven. Niets is van jouw lichaam ooit naar waarheid verteld. Jij weet niet wie jij bent. Jouw lippen sluiten niet jouw mond. Jouw ogen zien niet wat jij ziet. Jouw hand heft niet jouw hand.
Jij splijt de wereld. Jij bent mijn diepe aarden mond.
Onze monsterlijke tongen vlammen in elkaar verstrengeld en gebonden rond het niets dat nergens is.
Jij wint. Jij won. Ik geef wat jij niet kan of kon. Met vloek en krijsen moeten de goden zich dwingen om jouw naam bij elke mens in te branden.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
[fragment uit Vlak 14 van ‘Het Pad Van de Wenende Nacht’, broncode voor een stuk algoritmisch klanktheater, nog niet gecompileerd. Zanger Izeganz richt zich tot Reva bij de laatste Ingezetenen van het Salon]
IZEGANZ:
het duister ademt uit het duister het duister ademt in het duister en het licht valt uit de ogen en het licht uit de ogen valt in het duister van het al volledig uitgevallen licht.
het duister weent, en de tijd stokt en stroopt zich op tot een verduurde ring van duizend uren.
en zwarte tranen stelpen in de gaten zwarte tranen stelpen in de ogen en met dikke lagen zwart glazuur bedekken de tranen de tranen, bedekken de tranen het git van de ogen, dekken de tranen de gezichten toe.
in het zwart schiet een schicht zwart dieper het zwart in.
[Izeganz stoot zich een dolk in de buik. draait de dolk]
met jouw lippen en mijn lippen roer ik nu de lippen om. met jouw handen en mijn handen draai ik nu de handen om. met jouw tong en mijn tong, jouw lippen en mijn mond zweer ik
dat wij lichaam waren vóór de tijd begon; dat het licht met duisternis begon; dat het licht de duisternis bezong; dat het licht zich met de duisternis verschoonde dat de duisternis zich in licht vertoonde dat al het het niets zich met het al beloonde.
en de krijsende kreeften van de angsten grijp en sleur ik uit het lijf:
[Izeganz trekt de dolk uit zijn buik en zijgt neer, de dolk klettert op de scène. Reva bloost. Izeganz drukt beide handen krachtig op de wonde om het einde te rekken]
jij was de schelp en torste nachten in het blauw. ik was het rood en tierde dagen in het huis, maar ik ben jij en jij bent ik en wij zijn oker in de polsslag op jouw huid bij het vreten van het purper in het zwelgen van het geel bij de spilzucht van het bruin in het rusten van het duister in het git van alle dode ogen in het leven van de dood”
[Izeganz sterft. de Ingezetenen staan op en applaudisseren. Reva niest en snuit veiligheidshalve haar neus in een mondkapje]
invoer (2017) – voor ‘Het Pad van de Wenende Nacht’
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
het veld schiet zwetend wakker. een heuvel botst de hemel op, de zon ontsteekt de bomen. de aarden mond hoest roest en zuigt de trein langs rot van storten. een brakke poel bekt naar de ramen en klapwind wervelt over rommelige terreinen.
het ziet de zon in slierten wolk verschalen, gelig licht dat dorpen aan de hemel met haar strepen bindt. wolken van god vervloeken wat zijn woord met licht vertellen. mensen krassen de namen van hun doden in de ogen van de ander tot er liefde bloedt.
woekeringen van sterfte die in hun weefsel zijn gekropen, bepaalden dat het traject van a naar b zou lopen: onmacht en berekening heeft die bedding kwaadschiks door de akkers getrokken.
zelfs haar sikkel is tot een jaap in haar huid verworden. teder haalt het haar golven van weleer nog éénmaal door de horizon. takketakkedam tadam. het knipt de koorden door voordat de herinnering aan het einde begint.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
RK Weekbladen = tekstverzameling waaruit geput kan worden tijdens de uitzending van RADIO KLEBNIKOV, het programma van de Vrije Lyriek elke zaterdag 18-20u op Radio Scorpio FM 106 in het Leuvense.
Deze week teksten van Jim Leftwich, Lanny Quarles, Maurice Scève, Pernette du Guillet, William Blake en de NKdeE zelve.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
“Life overflows without ambitious pains; And rains down life until the basin spills” W.B. Yeats, Ancestral Houses
het blauw stak vervlogen hoop achter de ogen en vurig rood strekte de botten met groen. vuur brak het schaamvel op woede en walging, vuur stak de een door de angst en de smart.
hier, zei de twee, is de drie van de liefde. er klotste wat geels in, met blank en bevallig de huid van de zon. eet maar en drink maar zei de vier, en zij vierden en dronken en aten.
wie vijf zegt verdrinkt, wist al de zes want de zeven is hard en rechtvaardig. acht was een weg maar de een wou er geen.
de tien is te veel, beaamde de negen. het antwoord, kortstondig, staat zacht in het zwart van de sterren geschreven.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
Tulpen te tuimelen op de verte staan, zo wou het haar nog raken bij het zwermen van verhevigde duiven waarop de zon sprenkelt zijn vette vingers lentelicht. De drijfluchten donkeren. Gedrum is er, en droefte.
Plenst het bloesem op het witte blad, die weg wordt een pad wég van zijn bloedbevlekte hand. Moedwillig het rukt de maan en de man en de letters van het bordkarton en prikt ze bij het rode stralen op het schuimvlokken van de kolkzee, de steile ópzang die de zon er in had aangestoken.
Men turft het een boek, maar het ziet slechts het onontkoombare zinsweigeren hem toegapen, het sterfgat met zijn rafelranden zuigen en suizen met hoge stilte die naar volle leegte wil. Lichamen nekken vergeefs naar kale overkanten. Straks barst ook nog het vel op de ranzige kou.
Het duwt zich haar luwte in, langs haar lippen die het huilend openvouwt.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
RK Weekbladen = tekstverzameling waaruit geput kan worden tijdens de uitzending van RADIO KLEBNIKOV, het programma van de Vrije Lyriek elke zaterdag 18-20u op Radio Scorpio FM 106 in het Leuvense.
Deze week teksten van Maurice Scève, Pernette du Guillet, William Blake en de NKdeE zelve.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
op alle plaatsen waar we onze plaatsen willen plaatsen, liggen al de plaatsen die we plaatsten vroeger.
onze plaatsen slapen. onze plaatsen wemelen. onze plaatsen regenen. onze plaatsen zwemmen.
onze plaatsen klemmen de handen rond de strot van de ruimte.
wij nijpen, wij wringen, wij sleuren, wij zingen.
onze plaatsen hebben geen tijd. onze plaatsen hebben geen zijn. onze plaatsen houden de armen, de benen de handen vrij voor de stenen tot de plaats is vergaan.
the ears are closed and the eyes are shut and the tongue is hidden and the nose is gone all that is left is the feeling that doesn’t belong
Steun de Vrije Lyriek! KOOP meer BROL!
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
[fragment uit ‘Het Pad Van de Wenende Nacht’, broncode voor een stuk algoritmisch klanktheater, nog niet gecompileerd]
de kiemen komen uit het rot gekropen. de glazige korst barst open op de kerfnaden. het waait in op de mensen en de mensen verhalen zich laf op het verhaalde.
met kilte kregelig het kutkind Aristaios schoffelt het overtollige licht naar beneden – enkel de toplaag mijn jongen, steek niet te diep . de zonzak zeurt, niks nieuws daaronder.
Izeganz strompelt en botst in april op de weergalm die hem als wonde in zijn woorden gevangen houdt:
ik kroon jou, Reva, mijn rillende raafje, ik kroon je tot toorts der tijden, tot orchidee lik ik je binnen in het verzwegen gezegde.
vogelen, zegt ze, dichters zijn schoften.
wij zijn twee kroningen, zegt Izeganz, en de koning komt eraan.
[ze zoenen, er flitst iets en ze dwarrelen neer als asse in het lege theater]
Alle bergen verbergen hun droom: vlakte te zijn, bij elkander, hartstochtelijk.
Peenemunde. Rocket shafts. Lege uniformen wriemelen rond gloeiende clusters van woorden. Aber euch, in het zog: niet memorabel. Jonge slurven die slapjes hun wasdom in het net willen arceren.
De vette streep door het berekende ordent het rekenen.
Het zeer in de stem, het erg, de pijn in het fonkelen van zwartzachte sterren. Barokstrijkers strijken god over de verse sneeuw, engelen met een klit en een lul in de keel. Test es. Elk ik spuwt het spuwsel zoals wij het spuwen en vergeeft niemendal.
De wereld neemt de dichter waar als een vunzige plooi in het afgeschreven plezierlijf. Hij rakelt en dooft plichtsgetrouw de open gevingerde tekstsleuven tuimelkruid, waaspijn en bloedplof met asse.
het wachtte en dronk. het morste een spat wijn op het tafelblad. het wreef, maar het wreef een wereld open. oeps. straks zien ze het nog, zien ze het liggen in bad, hoe het de toekomst in zeepbellen ziet. de tong likte verrukkelijk slim het vuur van de lippen.
het haatte en spuugde het. zo hield het nog de kelk en de buik boven water, braakte het bloed uit, dat de ogen verbond.
de deur schelde van redding. de tafel schoof aan. mensen deden hun jas uit, klopten zich de sneeuw en de gêne uit de haren. kom dan, zeiden ze, hier zitten wij, kom.
draai maar de lier, zei het. het zal wel waken bij de dood op het droge. en zij spanden de lier tot het lierde.
draai tot de maag het verteert, maande het, draai tot de boog het verhemelt, draai tot de snaren het braden.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
RK Weekbladen = tekstverzameling waaruit geput kan worden tijdens de uitzending van RADIO KLEBNIKOV, het programma van de Vrije Lyriek elke zaterdag 18-20u op Radio Scorpio FM 106 in het Leuvense.
Deze week teksten van Nicola Masciandaro en de NKdeE zelve.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
i tear out my eyes and i picture myself in a wonderful dream. i rise from the rot
and the green of decay and i speak to the folk thousand of sods who have risen like me.
they’ve all lost their head can’t hear what i say since thought was their burden while rotting away.
i wake up from dreaming there was nothing to say i acknowledge my waking there is nothing to say
it’s a dream anyway.
input 4/12/2020 @19.:22 GMT+1 for ‘more songs’ [all of this site is in the public domain, no need for permission or credits if you want to use any of it somehow.]
Je wil nog zwemmen, je alsnog met de zee van mijn kilte benatten. Vuur verklaart stormachtig het sterven aan het blauwzwarte uiteinde van windstoten. Ik golf in de zee zoals ik golfde in haren.
De wolken trekken zich in afschuw af van het ondermaanse. Je staat hemels besmeurd en perplex bij de gedachte aan aankomst. Je wacht jezelf nog toppen tsunami met je lust aan de voet van het wachten.
Je ziet jezelf naakt voor het raam in het salon van je weigering. Het rad dat je draait is de staart van een pauw van de foor.
Waarom aarzel je nog, daar op je rand van beton? De chauffeur kijkt niet om.
Het duister donkert nog, het woelen wakkert het woelen nog aan. Het iets dat te gebeuren staat, klimt hoog op de beurs. De onrust wordt
mondig. Jij die mij kent begrijpt in extase je haren.
Je ligt als LAIS met waaier en kroon jezelf te verlaten: ik geef je de parel, je hebt het bereikt.
invoer (2017) – voor ‘101 Eigentijdse Aanroepingen van de Muze’
Ik zal het lege gele bootje zijn dat dobbert, dobbert, dobbert, dobbert in de leegte.
De dode oevers zal ik dood en droevig laten, de weidse verte weids en ver, maar geen grashalm blijft nog over, en geen zon of maan of ster.
Ik zal het gele lege bootje zijn dat dobbert, dobbert, dobbert, dobbert in de leegte.
Ik mag jouw zweet als regen willen vangen in het bootje, ik mag jouw lippen als twee bogen in de wolken willen plakken, maar geen wolk zal ik daar zien.
Ik mag zuchten, ik zal zinken, zinken zal ik uit de leegte en dan zal ook de leegte niet meer bestaan.
invoer (2017), voor ‘101 Eigentijdse Aanroepingen van de Muze’
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
Tree of Wrath – pastel op papier, levels in Photoshop
de illusie ‘tijd’ vervluchtigde net (de toekan pikte het oog uit van de zich spiegelende gier).
een das met de kop van een zwaardvis en een eekhoorn met een pauwenstaart klimmen de boom op naar de gekruisigde wiens hoofd met een knal explodeert.
de ooievaar vergist zich want de kracht zit in hem. hij weent lava en vuur maar in zijn staart houdt hij zich sterk en hij lokt de vleermuizen met links naar de hel.
het zijn de drie vrouwen in de gorilla. het trekt gewapend met een sikkel ten strijde. het draagt het op de rug, het is nog maar een kind groot en trekt zijn dekentje rillerig aan, uitgeteerd en doodmoe van het sterven.
zijn moeder en zussen willen het mee op hun 52 jaar lange hellevaart. de broers zijn al vergeten. maar het draagt het en in haar reinigende schoonheid zit zij te bidden.
de twee anderen dansen in het kleed van het vel hun hoofden zijn borsten, het schaamhaar is een harde, dichte borstel, de knoop op de woede.
één wendt zich af, zij wil haar onschuld verbergen in schaamte, een kleed van naakt vel, gedriegd op aarde en gestikt in de hel. het wordt wel weer beter, dat weten zij wel.
de ander danst met één vleugel van zwijgzame liefde die allen beschermt.
het strijkt zich vaak op de borst met zijn vogel en feeksen en in het hoofd wordt de rode olifant doormidden gebeten door de clown die het is.
op de arm zit de uil die de gruwel der toekomst al kent.
invoer: 2-12-2020 @ 20:43 – voor ‘HET’
HET is de prequel op LAIS, de Geschiedenis van een Verwording
Een auto scheert voorbij met een kind dat vermoord is Een auto scheert voorbij met een meid die verkracht is Een auto scheert voorbij met zijn koffer vol dood
Ik kan de stem niet horen Ik kan het gezicht niet zien
David Tibet
over ZWARTZACHTE STERREN
zwartzachte sterren is een Current 93 – adaptatieprogramma voor Laaglanders en Erger door E.D., T.B. en de voltallige NKdeE
Hoor jij ook de trage nijd die takt in de bomen? Alleen een boom kan dit dulden. Alleen jij kan dit lezen.
De dichter is de ekster op de galg die schettert om hun kromming. De andere treurt dat er mens is.
Het zou alsnog kunnen, schildert het landschap, het dansen, de myrte. De bedding kreunt van geile bevaarbaarheid in de verte. Maar de huizen leunen vol afgrijzen, de bergen verbergen de lucht en de molen maalt er niet om, want de zon negeert al het kromme.
Ongenadige, je scharrelt weer schor in mijn hoofd, jouw inferno slaat mij om de enkels, de oren. Je steekt mij de ogen en ik schilder de ziel. Ik voel je vlindervleugels heet van genot in mijn wrede roepzinnen kraken.
Straks moet ik ons weer uit nachtjurken pulken, met het kromzwaard tussen de tanden en de ooglap op in het lege donker naar hun stinkende lijven graaien, nietsontziend.
Ik doe mijn gevoeg in de boerenzoon die hun angsten niet deelt.
Door Pieter Bruegel de Oude – Scan aus: Christian Vöhringer – Pieter Bruegel. 1525/30-1569, Tandem Verlag 2007 S. 35 ISBN 978-3-8331-3852-2. Kommentar: Rose-Marie und Rainer Hagen – Pieter Bruegel d. Ä. um 1525 – 1569. Bauern, Narren und Dämonen Köln: Taschen Verlag 1999 S. 81 bis 82 ISBN 3-8228-6590-7, Publiek domein, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=7319935
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
[drieluik uit Vlak 11 van ‘Het Pad Van de Wenende Nacht’, broncode voor een stuk algoritmisch klanktheater, nog niet gecompileerd – deel 3: slotmonoloog van Izeganz]
besmet waren we al.
wat hen uitstraalt bedekt mij, wat hen opjaagt en jent, het stroopt mij in en bedruipt mij de walg staat in mijn holtes te lillen, te lezen waarin ik snelde ooit, en vocht was, en kolkte en stolde.
waar ik gestremd al, u nog zocht waar zij de leegte rond de ontstemde letters van uw naam bepotelen willen, er het licht uitpulken, mijn restanten aan zoets met hun rasptongen tot glas slijpen, opglazen tot het gouden glimpt, klaterplast, sist.
tot ze ook in de gezichten die de hunne zijn op aantoonbare wijze hun namen bij de mijne met bloednagels van nijd hebben staan krabben, toen al, en straks, en nu, nu ik weer sterf.
al het roze, het bloeden hadden we al, zullen we hebben, maar wij, wij hebben het al.
[Izegans sterft]
‘carried by horsies’ – pastel op zwart papier, levels in Photoshop
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
[drieluik uit Vlak 11 van ‘Het Pad Van de Wenende Nacht’, broncode voor een stuk algoritmisch klanktheater, nog niet gecompileerd – deel 2: Izeganz smeekt nog om genade maar kent de wet van het einde]
schep mij uit, ontader mij, verbrandt mij en stop je hand in het roet, maar laat mij niet wegwaaien.
hou je pinkje in stuitligging voor de raamspleten van het buiten waarin de wind zijn waanzin giert tussen de klembillen van het binnen.
steek je spasmen in een handschoen van taal hou ver van je woordgeurige neus die nare klankscherven dat snikken bv. of jouw helsblauwe solferen zucht
in ons tentje heerste altijd al luchtgebrek. wilde paarden draven waar wij hijgen. we vermaken het leed tot een klucht:
ik verzin je in dwarreling het maanglazige zwijgen en jij doet het volgende.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
RK Weekbladen = tekstverzameling waaruit geput kan worden tijdens de uitzending van RADIO KLEBNIKOV, het programma van de Vrije Lyriek elke zaterdag 18-20u op Radio Scorpio FM 106 in het Leuvense.
Deze week teksten van G.G.M. Utermark, Maurice Scève, André Breton/Philippe Soupault, Svetlana Zakharova en de NKdeE zelve.
[drieluik uit Vlak 11 van ‘Het Pad Van de Wenende Nacht’, broncode voor een stuk algoritmisch klanktheater, nog niet gecompileerd – deel 1: de welhaast dagelijks stervende zanger Izeganz tot zijn Reva die hem al even bijna dagelijks verraadt]
balanceer je taalstaal op het koude tongpuntje van bv. de schone van Li.
plof het mes schroevend in mijn onbuigzaamheid: dit stramme vers zal niet spartelen
prop je valse liefde in het putje, en je geveinsde meewaren en boor het schokken er in van je hulpeloos klaarkomende lijfje
draai het er uit, schuif het er af span het op in de takken van je haat: ik ben jouw dode wereldhuid
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
Nu het niet meer ik maar niemand is, geen
letter meer van elke naam die men het
gaf de zijne noemen mag, niet één steen
of een lijf of een woord of geld bezit,
nu wordt de hemel hel en zwart wordt wit.
Uit zijn goedheid wordt het kwaad geboren,
Al zijn liefde gaat in haat verloren.
Zijn lijfloze lust slaat in walging om
en zijn hoop zal slechts de angst bekoren:
gelezen treurnis wordt haar optelsom.
LAIS is de geschiedenis van een verwording. Het ‘ik’ van de dichter sterft af en is een ‘het’ geworden. LAIS zal uit 449 dizaines bestaan en is een update van de DELIE van Maurice Scève van 1544. Een dizain is een oude Franse dichtvorm: 10 regels van elk 10 lettergrepen in een vast rijmschema ababbccdcd.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
op een dag duurde het niet zo lang meer als anders dat ik dromende ik was zoals u mij kent, lieve glijzieke beschubde, en vervolgens dat ik een mini-slang was die in huidplooien als in verse lakens glijdende was, de wasmiddelgeurtjes van het linnen in mij opnemend.
maar: ‘dit kan niet’, dacht ik dan, of: ‘slangen, ruiken die wel?’. gif nam ik er niet op.
daar werd ik wakker dan en ik besefte dat ik het was, nog steeds. toch blijft de vraag overeind of het nu het was dat droomde dat het slang was, of dat Slang woordenloos droomt dat zij het is.
de wasmiddeltjesgeuren blijven. laat ons die benoemen als ‘het veranderen van de dingen’. hier is een hand, hou ze bij je mond en blaas zachtjes zodat de palmhaartjes bewegen.
zij stoeien pluizig in de roofbouw van uw hart. zij drinken miswijn uit uw grote wanhoopsglazen. zij spelen poes en schurken rug of slijpen voorpootnagel aan de verzonken peilers van uw dagelijkse denken.
uit gaten in uw klederdracht schieten zij schichtig, een geurophoping, proefstiksels van dode naaisterhanden, om bij het raken van de koude vloer als de weerlicht weerom dicht bij uw lyrieke vel hun ijle geilzang te willen restjesnestelen.
plofballonnen rafelig van kleefplastiek hangen hun verzen te lillen in het ontijdige rot.
zwart zij donderen uw woede uit, vreten gulzig van de wellust in uw huid- en huisgezin. zij zien er in de spiegel niet onaardig uit.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
Ik had geen vertrouwen Dus ook geen hoop In de gure steegjes En de rommelmarktstraten Waar ellende wacht En je handomdraai
Ik had geen geloof Dus zag ik ook niet Het nutteloze Het kleinzielige En bij de wolken staan ook de zon en de sterren Bij de muren, de regen Nee ik kom niet op de thee Want dan ga je weer mee met mij Zonder de feiten te zien of te geloven Die je in het gezicht slaan Afwisselend vuur Afwisselend rook Ik zal niet wakker worden Om zeven of acht Want elk uur is nu Toch veel te laat In mijn ooghoeken zie ik De loden gewichten staan stil
Jij en ik lieveling Jij en ik Met onze ruggen tegen elkaar Kauwen op schaduw Dissecteren het licht Om de klaarte ervan te klasseren En dan te castreren En te doden tenslotte
David Tibet
oude glasplaatfoto uit het archief van ED
over ZWARTZACHTE STERREN
zwartzachte sterren is een Current 93 – adaptatieprogramma voor Laaglanders en Erger door E.D., T.B. en de voltallige NKdeE
LECTURE FARINE van ‘SAISONS’ uit Les Champs Magnétiques van André Breton / Philippe Soupault.
invoer:
SAISONS
Je quitte les salles Dolo de bon matin avec grand-père. Le petit voudrait une surprise. Ces cornets d’un sou n’ont pas été sans grande influence sur ma vie. L’aubergiste s’appelle Tyran. Je me retrouve souvent dans cette belle pièce avec les mesures de volume. Le chromo du mur est une rêverie qui se représente toujours. Un homme dont le berceau est dans la vallée atteint avec une jolie barbe à quarante ans le faîte d’une montagne et se met à décliner doucement. Les mendiants prononçaient le chatieau. Il y avait d’adorables colères d’enfant à propos de ces plantes grasses qu’on applique sur les cors, il y avait les fleurs de lis conservées dans l’eau-de-vie quand tu tombais.
J’ai commencé à aimer les fontaines bleues devant lesquelles on se met à genoux. Quand l’eau n’est pas troublée (troubler l’eau nuit, paresser dans ce monde) on voit jaillir des pierres les parcelles d’or qui fascinent les crapauds. On m’explique les sacrifices humains. Comme j’écoute les tambours dans la direction du douët ! C’est ainsi qu’on nomme l’endroit non couvert où l’eau est faite de tous ces mouvements des paysannes. L’herbe gobe, la nuit, une quantité de galets blancs et parle plus haut que les cavernes retentissantes. Debout sur la grande balançoire sombre, j’agite mystérieusement un feuillard de laurier. (Cela vient du temps où l’on m’asseyait sur les genoux.) Une histoire n’a jamais su m’endormir et je trouve un sens à mes petits mensonges d’alors, jolis sorbiers de la forêt. Ah ! seront-ce indéfiniment les vacances et ces jeux en rase campagne où je suis chef ?
Petits sifflets. Je t’ai bien aimée aussi, banlieue avec tes pavillons de chagrins, ton désolant jardinage. Lotissement des terrains, j’ai votre plan dans de petites agences désertes. Le droit de pêche est compris. Voyage aller et retour en troisième s’effectuant au rappel de la leçon du lendemain ou des grands pièges bleus de la journée. Je me défie toujours un peu des gares rayonnantes et même des salles d’attente tempérées, du poinçonnage énigmatique des billets. Mais je tends une main charmante au moment de monter dans l’odeur de chèvrefeuille. D’affreuses couronnes de pâquerettes me rappellent les petites filles le jour de la première communion ; je descends un escalier monumental avec des livres de prix. Je ne revois de l’école que certaines collections de cahiers. Les Scènes pittoresques avec ce chiffonnier si rare, les grandes Villes du Monde (j’aimais Paris). J’ai craint la fraîcheur des parloirs et l’entrée de l’homme qui vient relever les absences. Les récréations pour jouer à la balle au chasseur sont trop loin. C’est à la manière de réciter La Jeune Captive que je choisis mon premier ami. Nous broyons des pastilles de menthe douces comme les premières lâchetés. La cour est réunie aux impératifs catégoriques du maître d’études. Les pupitres naviguent trois-mâts sur le zéro de conduite avec l’étonnante poussière des vasistas qu’on trouvera moyen de fermer. Je fais ce que je peux pour que mes parents aient du monde le soir. J’admire beaucoup la canne de ce monsieur ; ce sont les premières nouvelles que j’ai reçues d’Éthiopie. Son neveu s’offrait à m’envoyer des tortues de là-bas : c’est, je crois bien, la plus belle promesse qu’on m’ait faite, et j’attends aussi toujours ces fleurs de Nice, gravure d’un calendrier. Voici que les prières se replient ; je commence à croire à des robes plus bleues devant le lit au-dessus de dentelle, ouvrage de ma mère. On se prend à espérer d’autres proportions que celles des tableaux souverainement tristes des conversations des parents. Je crois avoir été très bien élevé. À un âge plus heureux, on ne m’aurait pas fait entrer pour un boulet de canon dans une chambre à coucher d’amis où, je ne sais trop pourquoi, l’on assistait aux derniers moments du général Hoche. Son chapeau à plumes devait lui recouvrir entièrement le visage, et je sais très bien qu’il ne faisait plus clair. On m’a laissé quelques jours dans ce logement misérable où pas un siège ne tenait d’aplomb. C’est beaucoup plus tard que m’est venu le courage de résister aux entreprises des portes. Je descendrais maintenant seul à la cave, si je ne sais toujours pas conserver l’équilibre sur les marais salants de certains bruits de clés. Le blanchissement nocturne des herbes a de quoi surprendre ceux qui ont l’habitude de dormir à la belle étoile.
Comment se fait-il que je ne voie pas la fin de cette allée de peupliers ? Il faut que la dame qui s’y engage sorte à peine de la fable pour qu’elle ose parler haut dans les grandes marées du vent. Je l’entends encore très bien, quand je pose l’oreille sur ma main comme un coquillage ; elle va tourner dans le mois de juillet ou d’août. Elle est assise en face de moi, dans des trains qui ne partent plus ; elle veut cette petite branche qu’elle a laissée tomber à la renverse sur les rails. Le chemin de Maison-Blanche mène aux plus délicieux brouillards. Rets de plumes pour prendre les oiseaux à cordes. Vous savez que je l’ai jetée un jour dans un terrain inculte et que je n’y pense pas plus que cela. Bouche, trace amère et peuplier ne font qu’un. De proche en proche, je ne vois rien à gagner à ces attendrissements sincères.
J’ai toujours eu pitié des plantes qui se reposent au haut des murs. De tous les passants qui ont glissé sur moi, le plus beau m’a laissé en disparaissant cette touffe de cheveux, ces giroflées sans quoi je serais perdu pour vous. Il devait nécessairement rebrousser chemin avant moi.Je le pleure. Ceux qui m’aiment trouvent à cela des excuses fuyantes. C’est qu’ils ne me voient pas mal parti pour une éternité de petites ruptures sans heurts et m’accompagnent de leurs vœux. Je suis menacé (que ne disent-ils pas ?) d’un rose vif, d’une pluie continuelle ou d’un faux pas sur mes bords. Ils regardent mes yeux comme des vers luisants s’il fait nuit ou bien ils font quelques pas en moi du côté de l’ombre. Je suis parvenu à la limite de cette connaissance aromatique et je guérirais les malades s’il me semblait bon. C’est dit ; j’invente une réclame pour le ciel ! Tout avance à l’ordre. Que voulais-je ? Ces carrés frottés d’astres, vraiment ? De plus entreprenants vont soulever les petites plaques d’écume : malemort. Il y a des sorciers si misérables que leurs chaudrons servent à faire bouillir les nuages et ce n’est pas fini.
Je n’avance plus qu’avec précautions dans des endroits marécageux, et je regarde les bouts aériens se souder au moment des ciels. J’avale ma propre fumée qui ressemble tant à la chimère d’autrui. L’avarice est un beau péché recouvert d’algues et d’incrustations soleilleuses. À l’audace près, nous sommes les mêmes et je ne me vois pas très grand. J’ai peur de découvrir en moi de ces manèges séniles que l’on confond avec les rosaces de bruit. Faut-il affronter l’horreur des dernières chambres d’hôtel, prendre part à ces chasses ! Et seulement alors ! Il y a beaucoup de places dans Paris, surtout sur la rive gauche, et je pense à la petite famille du papier d’Arménie. On l’héberge avec trop de complaisance, je vous assure, et Cela finira mal, d’autant plus que le pavillon donne sur un œil ouvert et que le quai aux Fleurs est désert le soir.
Je suis relativement heureux de l’apparition de Notre-Dame du Bon Secours dans deux ou trois livres. Les grêlons que je prends dans la main fondront-ils éternellement ? Voyez-vous la photographie au magnésium du dément qui travaille en ces lieux à de petites dévastations sans courage et retourne les champs qui contiennent de beaux morceaux de verre ? Tu m’as blessé avec ta fine cravache équatoriale, beauté à la robe de feu. Les défenses des éléphants s’arc-boutent aux marches lever d’étoiles pour que la princesse descende et les troupes de musiciens sortent de la mer. Il n’y a plus que moi sur ce plateau sonore au balancement équivoque qu’est mon harmonie. Ah ! descendre les cheveux en bas, les membres à l’abandon dans la blancheur du rapide. De quels cordiaux disposez-vous ? J’ai besoin d’une troisième main, comme un oiseau que les autres n’endorment pas. Il faut que j’entende des galops vertigineux dans les pampas. J’ai tant de sable dans les oreilles que je ne sais d’ailleurs pas comment j’apprendrai votre langue. Au moins, les anneaux de contact s’enfilent-ils bien loin sous la peau des femmes et ne pleure-t-il pas trop de petites vagues innocentes sur la mollesse des couches ? C’est rendez-vous au-delà parmi les malices courantes, après des centaines d’expériences malignes. Petite vitesse. Pourvu que le courage ne me manque pas au dernier moment !
uitvoer:
SONS
Petits sifflets. Je t’ai bien aimée aussi. Le droit de pêche est compris. D’affreuses couronnes de pâquerettes me rappellent les petites filles le jour de la première communion. Je fais ce que je peux pour que mes parents aient du monde le soir et j’attends aussi toujours ces fleurs de Nice. Je crois avoir été très bien élevé.
On m’a laissé quelques jours dans ce logement misérable où pas un siège ne tenait d’aplomb. De proche en proche, je ne vois rien à gagner à ces attendrissements sincères.
J’ai toujours eu pitié des plantes qui se reposent au haut des murs. Ceux qui m’aiment trouvent à cela des excuses fuyantes. Tout avance à l’ordre. L’avarice est un beau péché.
Faut-il affronter l’horreur des dernières chambres d’hôtel, prendre part à ces chasses ! Cela finira mal. Il n’y a plus que moi sur ce plateau sonore au balancement équivoque qu’est mon harmonie. J’ai tant de sable dans les oreilles que je ne sais d’ailleurs pas comment j’apprendrai votre langue.
Petite vitesse. Pourvu que le courage ne me manque pas au dernier moment !
LECTURE FARINE – het algoritme
gebruik als invoer een stuk proza, bij voorkeur een experimentele literaire tekst
beeld je in dat je een soort literair psychoanalyst bent en probeer tijdens het lezen van de tekst de echte boodschap van de schrijver te detecteren
schrap alles wat je niet overkomt als echt maar eerder als verbale verhulling van de ware drijfveer van de auteur(s)
wat rest moet je kunnen lezen als een grammaticaal correcte en min of meer coherente tekst (zodat je later nog met je collega’s bespreken kan wat het nou allemaal te betekenen heeft en of je bloemlezing wel klopt)
je mag zelf niks toevoegen of veranderen (projectie! interpretatie!)
je hebt per stuk tekst recht op 1 wijziging van hoofdletter naar kleine letter of omgekeerd.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
de ogen scheuren zich van af van het zien. de monden braken afstand in hun spraak. de lippen barsten open. de rimpelhuid verstoft. schroeilicht schroeit en opgelakte stilte is strak ten dode opgesteven.
ook daar.
breuk. en barst. en goddeloze overdondering, bevrijd kabaal dat in de zinloosheid der droge taalkanalen kolkt en stroomt.
het strikt haar in de afwezigheid van stof die rond het niets haar niets hervindt.
invoer (2017) 1 van de ‘101 Eigentijdse Aanroepingen van de Muze‘
‘do bad things with you’ – pastel op zwart A4 papier, levels in Photoshop
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
lecture farine de Breton / Soupault – Les Champs magnetiques ISBN 978-2-07-031877-3, p. 27-33
Prisonniers des gouttes d’eau, nous ne sommes que des animaux perpétuels. Nous courons dans les villes sans bruits et les affiches enchantées ne nous touchent plus. À quoi bon ces grands enthousiasmes fragiles, ces sauts de joie desséchés ? Nous ne savons plus rien que les astres morts ; nous regardons les visages ; et nous soupirons de plaisir. Notre bouche est plus sèche que les plages perdues ; nos yeux tournent sans but, sans espoir. Il n’y a plus que ces cafés où nous nous réunissons pour boire ces boissons fraîches, ces alcools délayés et les tables sont plus poisseuses que ces trottoirs où sont tombées nos ombres mortes de la veille.
Quelquefois, le vent nous entoure de ses grandes mains froides et nous attache aux arbres découpés par le soleil. Tous, nous rions, nous chantons, mais personne ne sent plus son cœur battre. La fièvre nous abandonne.
Les gares merveilleuses ne nous abritent plus jamais : les longs couloirs nous effraient. Il faut donc étouffer encore pour vivre ces minutes plates, ces siècles en lambeaux. Nous aimions autrefois les soleils de fin d’année, les plaines étroites où nos regards coulaient comme ces fleuves impétueux de notre enfance. Il n’y a plus que des reflets dans ces bois repeuplés d’animaux absurdes, de plantes connues.
Les villes que nous ne voulons plus aimer sont mortes. Regardez autour de vous : il n’y a plus que le ciel et ces grands terrains vagues que nous finirons bien par détester. Nous touchons du doigt ces étoiles tendres qui peuplaient nos rêves. Là-bas, on nous a dit qu’il y avait des vallées prodigieuses : chevauchées perdues pour toujours dans ce Far West aussi ennuyeux qu’un musée.
Lorsque les grands oiseaux prennent leur vol, ils partent sans un cri et le ciel strié ne résonne plus de leur appel. Ils passent au-dessus des lacs, des marais fertiles ; leurs ailes écartent les nuages trop langoureux. Il ne nous est même plus permis de nous asseoir : immédiatement, des rires s’élèvent et il nous faut crier bien haut tous nos péchés.
Un jour dont on ne sait plus la couleur, nous avons découvert des murs tranquilles et plus forts que les monuments. Nous étions là et nos yeux agrandis laissaient échapper des larmes joyeuses. Nous disions : « Les planètes et les étoiles de première grandeur ne nous sont pas comparables. Quelle est donc cette puissance plus terrible que l’air ? Belles nuits d’août, adorables crépuscules marins, nous nous moquons de vous ! L’eau de Javel et les lignes de nos mains, dirigeront le monde. Chimie mentale de nos projets, vous êtes plus forte que ces cris d’agonie et que les voix enrouées des usines ! » Oui, ce soir-là plus beau que tous les autres, nous pûmes pleurer. Des femmes passaient et nous tendaient la main, nous offrant leur sourire comme un bouquet. La lâcheté des jours précédents nous serra le cœur, et nous détournâmes la tête pour ne plus voir les jets d’eaux qui rejoignaient les autres nuits.
Il n’y avait plus que la mort ingrate qui nous respectait.
Chaque chose est à sa place, et personne ne peut plus parler : chaque sens se paralysait et des aveugles étaient plus dignes que nous.
On nous a fait visiter des manufactures de rêves à bon marché et les magasins remplis de drames obscurs. C’était un cinéma magnifique où les rôles étaient tenus par d’anciens amis. Nous les perdions de vue et nous allions les retrouver toujours à cette même place. Ils nous donnaient des friandises pourries et nous leur racontions nos bonheurs ébauchés. Leurs yeux fixés sur nous, ils parlaient : peut-on vraiment se souvenir de ces paroles ignobles, de leurs chants endormis ?
Nous leur avons donné notre cœur qui n’était qu’une chanson pâle.
Ce soir, nous sommes deux devant ce fleuve qui déborde de notre désespoir. Nous ne pouvons même plus penser. Les paroles s’échappent de nos bouches tordues, et, lorsque nous rions, les passants se retournent, effrayés, et rentrent chez eux précipitamment.
On ne sait pas nous mépriser.
Nous pensons aux lueurs des bars, aux bals grotesques dans ces maisons en ruines où nous laissions le jour. Mais rien n’est plus désolant que cette lumière qui coule doucement sur les toits à cinq heures du matin. Les rues s’écartent silencieusement et les boulevards s’animent : un promeneur attardé sourit près de nous. Il n’a pas vu nos yeux pleins de vertiges et il passe doucement. Ce sont les bruits des voitures de laitiers qui font s’envoler notre torpeur et les oiseaux montent au ciel chercher une divine nourriture.
Aujourd’hui encore (mais quand donc finira cette vie limitée) nous irons retrouver les amis, et nous boirons les mêmes vins. On nous verra encore aux terrasses des cafés.
Il est loin, celui qui sait nous rendre cette gaîté bondissante. Il laisse s’écouler les jours poudreux et il n’écoute plus ce que nous disons. « Est-ce que vous avez oublié nos voix enveloppées d’affections et nos gestes merveilleux ? Les animaux des pays libres et des mers délaissées ne vous tourmentent-ils plus ? je vois encore ces luttes et ces outrages rouges qui nous étranglaient. Mon cher ami, pourquoi ne voulez-vous plus rien dire de vos souvenirs étanches ? » L’air dont hier encore nous gonflions nos poumons devient irrespirable. Il n’y a plus qu’à regarder droit devant soi, ou à fermer les yeux : si nous tournions la tête, le vertige ramperait jusqu’à nous.
Itinéraires interrompus et tous les voyages terminés, est-ce que vraiment nous pouvons les avouer ? Les paysages abondants nous ont laissé un goût amer sur les lèvres. Notre prison est construite en livres aimés, mais nous ne pouvons plus nous évader, à cause de toutes ces odeurs passionnées qui nous endorment.
Nos habitudes, maîtresses délirantes, nous appellent : ce sont des hennissements saccadés, des silences plus lourds encore. Ce sont ces affiches qui nous insultent, nous les avons tant aimées. Couleur des jours, nuits perpétuelles, est-ce que vous aussi, vous allez nous abandonner ?
L’immense sourire de toute la terre ne nous a pas suffi : il nous faut de plus grands déserts, ces villes sans faubourgs et ces mers mortes.
Nous touchons à la fin du carême. Notre squelette transparaît comme un arbre à travers les aurores successives de la chair où les désirs d’enfant dorment à poings fermés. La faiblesse est extrême. Hier encore, nous glissions sur des écorces merveilleuses en passant devant les merceries.
Chaque chose est à sa place, et personne ne peut plus parler : chaque sens se paralysait et des aveugles étaient plus dignes que nous.
On nous a fait visiter des manufactures de rêves à bon marché et les magasins remplis de drames obscurs. C’était un cinéma magnifique où les rôles étaient tenus par d’anciens amis. Nous les perdions de vue et nous allions les retrouver toujours à cette même place. Ils nous donnaient des friandises pourries et nous leur racontions nos bonheurs ébauchés. Leurs yeux fixés sur nous, ils parlaient : peut-on vraiment se souvenir de ces paroles ignobles, de leurs chants endormis ?
Nous leur avons donné notre cœur qui n’était qu’une chanson pâle.
Ce soir, nous sommes deux devant ce fleuve qui déborde de notre désespoir. Nous ne pouvons même plus penser. Les paroles s’échappent de nos bouches tordues, et, lorsque nous rions, les passants se retournent, effrayés, et rentrent chez eux précipitamment.
On ne sait pas nous mépriser.
Nous pensons aux lueurs des bars, aux bals grotesques dans ces maisons en ruines où nous laissions le jour. Mais rien n’est plus désolant que cette lumière qui coule doucement sur les toits à cinq heures du matin. Les rues s’écartent silencieusement et les boulevards s’animent : un promeneur attardé sourit près de nous. Il n’a pas vu nos yeux pleins de vertiges et il passe doucement. Ce sont les bruits des voitures de laitiers qui font s’envoler notre torpeur et les oiseaux montent au ciel chercher une divine nourriture.
Aujourd’hui encore (mais quand donc finira cette vie limitée) nous irons retrouver les amis, et nous boirons les mêmes vins. On nous verra encore aux terrasses des cafés.
Il est loin, celui qui sait nous rendre cette gaîté bondissante. Il laisse s’écouler les jours poudreux et il n’écoute plus ce que nous disons. « Est-ce que vous avez oublié nos voix enveloppées d’affections et nos gestes merveilleux ? Les animaux des pays libres et des mers délaissées ne vous tourmentent-ils plus ? je vois encore ces luttes et ces outrages rouges qui nous étranglaient. Mon cher ami, pourquoi ne voulez-vous plus rien dire de vos souvenirs étanches ? » L’air dont hier encore nous gonflions nos poumons devient irrespirable. Il n’y a plus qu’à regarder droit devant soi, ou à fermer les yeux : si nous tournions la tête, le vertige ramperait jusqu’à nous.
Itinéraires interrompus et tous les voyages terminés, est-ce que vraiment nous pouvons les avouer ? Les paysages abondants nous ont laissé un goût amer sur les lèvres. Notre prison est construite en livres aimés, mais nous ne pouvons plus nous évader, à cause de toutes ces odeurs passionnées qui nous endorment.
Nos habitudes, maîtresses délirantes, nous appellent : ce sont des hennissements saccadés, des silences plus lourds encore. Ce sont ces affiches qui nous insultent, nous les avons tant aimées. Couleur des jours, nuits perpétuelles, est-ce que vous aussi, vous allez nous abandonner ?
L’immense sourire de toute la terre ne nous a pas suffi : il nous faut de plus grands déserts, ces villes sans faubourgs et ces mers mortes.
Nous touchons à la fin du carême. Notre squelette transparaît comme un arbre à travers les aurores successives de la chair où les désirs d’enfant dorment à poings fermés. La faiblesse est extrême. Hier encore, nous glissions sur des écorces merveilleuses en passant devant les merceries. Ce doit être à présent ce qu’il est convenu d’appeler l’âge d’homme : en regardant de côté, n’a-t-on pas vue sur une place triste éclairée avant qu’il fasse nuit ? Les rendez-vous d’adieu qui s’y donnent traquent pour la dernière fois les animaux dont le cœur est percé d’une flèche.
Suspendues à nos bouches, les jolies expressions trouvées dans les lettres n’ont visiblement rien à craindre des diabolos de nos cœurs, qui nous reviennent de si haut que leurs coups sont incomptables.
C’est à la lueur d’un fil de platine que l’on traverse cette gorge bleuâtre au fond de laquelle séjournent des cadavres d’arbres rompus et d’où monte l’odeur de créosote qu’on dit bonne pour la santé.
Ceux qui ne se veulent pas même aventuriers vivent aussi au grand air ; ils ne se laissent pas emporter par leurs imaginations fiévreuses et, du train où ils vont, tout bas : rien ne s’oppose à ce qu’ils tirent du mâchefer les verroteries qui apprivoisent certaines peuplades. Ils prennent lentement conscience de leur force qui est de savoir rester immobiles au milieu des hommes qui ôtent leur chapeau et des femmes qui vous sourient à travers un papillon du genre sphynx. Ils enveloppent de papier d’argent leurs paroles glaciales, disant : « Que les grands oiseaux nous jettent la pierre, ils ne couveront rien dans nos profondeurs » et ne changeraient pas de place avec les gravures de modes. Je ris, tu ris, il rit, nous rions aux larmes en élevant le ver que les ouvriers veulent tuer. On a le calembour aux lèvres et des chansons étroites.
Un jour, on verra deux grandes ailes obscurcir le ciel et il suffira de se laisser étouffer dans l’odeur musquée de partout. Comme nous en avons assez de ce son de cloches et de faire peur à nous-mêmes ! Étoiles véritables de nos yeux, quel est votre temps de révolution autour de la tête ? Vous ne vous laissez plus glisser dans les cirques et voilà donc que le soleil froisse avec dédain les neiges éternelles ! Les deux ou trois invités retirent leur cache-col. Quand les liqueurs pailletées ne leur feront plus une assez belle nuit dans la gorge, ils allumeront le réchaud à gaz. Ne nous parlez pas de consentement universel ; l’heure n’est plus aux raisonnements d’eau de Botot et nous avons fini par voiler notre roue dentée qui calculait si bien. Nous regrettons à peine de ne pouvoir assister à la réouverture du magasin céleste dont les vitres sont passées de si bonne heure au blanc d’Espagne.
Ce qui nous sépare de la vie est bien autre chose que cette petite flamme courant sur l’amiante comme une plante sablonneuse. Nous ne pensons pas non plus à la chanson envolée des feuilles d’or d’électroscope qu’on trouve dans certains chapeaux haut de forme, bien que nous portions en société un de ceux-là.
La fenêtre creusée dans notre chair s’ouvre sur notre cœur. On y voit un immense lac où viennent se poser à midi des libellules mordorées et odorantes comme des pivoines. Quel est ce grand arbre où les animaux vont se regarder ? il y a des siècles que nous lui versons à boire. Son gosier est plus sec que la paille et la cendre y a des dépôts immenses. On rit aussi, mais il ne faut pas regarder longtemps sans longue vue. Tout le monde peut y passer dans ce couloir sanglant où sont accrochés nos péchés, tableaux délicieux, où le gris domine cependant.
Il n’y a plus qu’à ouvrir nos mains et notre poitrine pour être nus comme cette journée ensoleillée. « Tu sais que ce soir il y a un crime vert à commettre. Comme tu ne sais rien, mon pauvre ami. Ouvre cette porte toute grande, et dis-toi qu’il fait complètement nuit, que le jour est mort pour la dernière fois. »
L’histoire rentre dans le manuel argenté avec des piqûres et les plus brillants acteurs préparent leur entrée. Ce sont des plantes de toute beauté plutôt mâles que femelles et souvent les deux à la fois. Elles ont tendance à s’enrouler bien des fois avant de s’éteindre fougères. Les plus charmantes se donnent la peine de nous calmer avec des mains de sucre et le printemps arrive. Nous n’espérons pas les retirer des couches souterraines avec les différentes espèces de poissons. Ce plat ferait bon effet sur toutes les tables. C’est dommage que nous n’ayons plus faim.
Voorbereiding voor opname in de RADIO KLEBNIKOV WEEKBLADEN #28
de tijd kwam te laat en razernij aarzelt niet. volkswoede is geen vergissing (tussen de haakjes van eeuwen).
geen oorbel glinstert aan haar lel maar overheidszegels, gekarteld met leegte, waanzin en kwaad.
de meid met het zwaard, waardige draagster van het mooiste gewaad. de karig beschaarde, zo hard anti anti-verwekking, zo oude oude vroedvrouw van opstand.
geen woord kan beschermen, schuld blijft ons bij, haar blik die ons slaat.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!
eens gezien als wijsje altijd het slavenmeisje, bronsborstig koninklijkje, hete natte okergloed. moederbevlekte draai geeft zij zijn ezelsoren, dat hij hore hoe de aarde wordt beschreven met haar diepste oceanenpennenhalen.
haar inkt komt uit de dode mensenpot.
bij de slaven klinkt een schot. de tsaar is kapot – uitroepteken! triomftocht der komma’s, aan de linie van ’t gepeupel paal en punt. gabriël breekt uit de bleke buikenlucht en kondigt hun verstrijken aan.
onder zwartzachte sterren zwijgt de dichter nu het universum zucht.
De Neue Kathedrale des erotischen Elends verspreidt sinds 2004 het virus van de Vrije Lyriek. Koop ‘BROL’ ( = stoffelijke restanten van creativiteit) en steun o.m. deze blog, Platform PLEE en RADIO KLEBNIKOV.!