Categorieën
lyriek

spier van het donker

hu

de zee heeft in golven de happende monden verdolven

hoog opwippend met de schoften
tegen je  schouder (honds)

ik hoorde de luide koeien op de denderende trein & mijn handen
bleken als verlamd hun ring te blijven sluiten rond haar hals & als ik
het plein opkwam stoven honderden paren ogen op in bewondering
& mijn lichaam werd door de vrouwen de mannen de kinderen

vol begeerte nagekeken ik liep rijzig & naakt over het dorpsplein weg
van de hut waar ik haar slappe lichaam had achtergelaten & nu stroom ik over
in het zonlicht dat mij in de wateren spiegelt ik brand & al brandende
ontsteek ik  het branden in de achterhoofden van de dorpsbewoners

ik voel de woorden wassen in het kolken diep in mij & rondom mij
beginnen de stompe hoofden te prevelen als magmabellen te ploffen
de a’s & de o’s bollen zich periodiek uit hun kaken & in hun holle bonken

ontstaat er een ritmische ruimte een botsen van grenzen op grenzen
het weten doemt op uit hun diepten als schetterende trompetstoten: ik
ben de god van dit dorp die de zompige ziel van haar vruchtvlees bevrijdde.

[14 meerstemmige onheilsafkondigingen – tweede reeks #6]

Geef een reactie

This website uses the awesome plugin.