Diogenes Laërtius

Dutch Greek (Perseus) – English (Perseus) – Français

geciteerd uit:
Diogenes Laërtius, Leven en leer van beroemde filosofen, vert. Ferwerda – Eykman, Ambo/ Baarn 1989, ISBN 90 236 0756 x

Boek I

 23. (over Thales)

(…) ook Heraclitus en Democritus getuigen van hem.

76. (over Pittacus)

(…) Heraclitus zegt echter dat hij (=Pittacus) Alcaeus, toen hij hem in zijn macht gekregen had, vrijgelaten heeft onder het motto dat vergiffenis schenken beter is dan straffen. (…)

88. (over Bias)

(…) en Heraclitus; die maar moeilijk te behagen is, prees hem met de woorden: ‘In Priëne werd Bias geboren, de zoon van Teutames, wiens faam groter is dan die van de anderen.’

Boek II

22. (over Sokrates)

(…) Men zegt dat  Euripides hem de verhandeling van Heraclitus gaf en vroeg wat hij daarover dacht, en dat zijn antwoord toen luidde: ‘Wat ik ervan begrepen heb, is uitstekend, maar er is een delisch duiker voor nodig om tot op de bodem door te dringen’. (…)

Boek IX

Heraclitus (CA. 500 V.C.)

1. Heraclitus, de zoon van Blason of, volgens sommige mensen, van Heracon, is in Ephese geboren. Hij was de hoogmoedigste van alle mensen en keek op alles neer, zoals wel blijkt uit zijn geschrift waarin hij zegt:
‘Veel geleerdheid leert nog niet inzicht te hebben: anders zou ze dat wel aan Hesiodus, Pythagoras, Xenophanes en Hecataeus hebben geleerd. Er is immers slechts één wijsheid, namelijk vertrouwd zijn met het inzicht dat overal alles bestuurt.’ Hij zci altijd dat Homerus van de dichtwedstrijden verdreven behoorde te worden en een pak slaag verdiende en Archilochus net zo.

2. Hij vond bovendien dat men agressiviteit moest blussen, nog meer dan een opvonkend vuur, en dat het volk voor de wet moest vechten als voor de muren van hun stad. Hij pakt de Ephesiërs als volgt aan vanwege de verbanning van zijn vriend Herrnodorus: ‘Het zou heel goed zijn voor de volwassen Ephesiërs om allemaal te sterven en dan de onvolwassenen het bestuur over hun stad na te laten – zij die Hermodorus hebben verbannen, de meest bekwame van hen allemaal, op grond van de redenering: Niemand van ons mag de bekwaamste zijn; is er toch zo iemand, dan maar ergens anders en bij anderen.’ Toen hem door zijn stadgenoten gevraagd werd wetten in te stellen, wees hij dat verzoek hautain van de hand, omdat de stad al in de greep was van een slecht bestuur.

3. Soms ging hij naar de tempel van Artemis om er met de kinderen te bikkelen. Als de Ephesiërs dan om hem heen kwamen staan, zei hij: ‘Waarom staan jullie mij zo aan te gapen, gluiperds? Is het niet beter dit te doen dan met jullie een stad besturen?’
Ten langen leste begon hij mensen te haten en vertrok hij naar de bergen om daar te leven; hij voedde zich met gras en kruiden. Ten gevolge hiervan kreeg hij last van waterzucht; daarom keerde hij naar de stad terug en informeerde hij bij wijze van raadseltje bij de dokters of zij uit overmatige regenval droogte konden fabriceren. Toen zij hem niet begrepen, begroef hij zich in een koestal in de hoop dat door de warmte van de koeienvlaaien het overtollige vocht zou verdampen. Het hielp evenwel niets en hij stierf, zestig jaar oud.

4. Ik heb zelf iets over hem geschreven dat als volgt luidt:
‘Dikwijls heb ik verwonderd gevraagd hoe Heraclitus
zo ongelukkig te leven verdroeg en dan zo zijn einde kon vinden.
Want een kwalijke ziekte doordrenkte zijn lichaam met water,
bluste het vuur in zijn ogen en dompelde hem in het duister.’
Hermippus zegt dat hij de dokters vroeg of iemand het vocht kon wegkrijgen door zijn ingewanden te legen. Toen ze zeiden dat dat niet ging, nam hij plaats in de zon en beval zijn dienaren hem met koeienvlaaien te bepleisteren. Onder zulke kwellingen stierf hij de volgende dag en hij werd op de markt begraven. Neanthes van Cyzicus zegt dat hij, omdat hij niet bij machte was de mest van zich af te trekken, in die toestand bleef en dat hij door die metamorfose onherkenbaar was en door de honden werd opgevreten.

5. Van jongs af aan was hij een wonderkind; toen hij klein was, zei hi¡ altijd dat hij niets wist, maar toen hij volwassen was geworden, dat hij in alles inzicht had gekregen. Hij nam les bij niemand, maar zei dat hij zelf alles had onderzocht en van zichzelf had geleerd. Sotion zegt dat sommige mensen beweren dat hij een leerling van Xenophanes is geweest en dat Ariston in zijn boek over Heraclitus vertelt dat hij van waterzucht genezen en aan een andere ziekte gestorven is. Dat bevestigt ook Hippobotus.
Het boek dat op Heraclitus’ naam staat, heeft als voornaamste thema de natuur; het is verdeeld in drie vertogen: één over het heelal, één over de politiek en één over de goden.

6. Hij gaf het in bewaring in de tempel van Artemis en had zich volgens sommigen beijverd om het zo onduidelijk mogelijk te schrijven, opdat het alleen voor bekwame mensen toegankelijk zou zijn en niet vanwege zijn populariteit geminacht zou worden.
Timon geeft de volgende schets van hem:
‘In hun midden stond op Heraclitus, kraaiend als een koekoek,
vol spot voor het gepeupel, babbelend in raadseltaal.’
Theophrastus schrijft het aan zijn melancholie toe dat sommige van zijn geschriften maar half af zijn en dat de rest een vreemd ratjetoe lijkt. Antisthenes voert in zijn Opeenvolgende filosofen als teken van zijn grootmoedigheid aan dat hij ten behoeve van zijn broer afstand deed van het koningschap. Zijn boek kreeg zo’n grote vermaardheid, dat er een groep volgelingen ontstond die de naam Heracliteeërs kregen.

7. Zijn denken is in grote lijnen als volgt. Alle dingen ontstaan volgens een vaste ordening en wat er bestaat, is harmonisch samengevoegd door [transformaties van] tegengestelde stromen. Alles is vol zielen en demonen. Hij heeft ook een uitleg gegeven van alles water aan ordelijke gebeurtenissen in het heelal plaatsvindt; zo beweert hij dat de zon net zo groot is als hij lijkt te zijn. Hij zegt ook dat je de grenzen van de ziel niet zult kunnen gaan ontdekken, ook al ga je iedere weg: zo diep gaat haar wezen. Eigendunk noemde hij vallende ziekte en het zien een leugenachtig zintuig. Soms uit hij zich in zijn boek helder en duidelijk, zodat ook de grootste domoor het gemakkelijk kan begrijpen en er zijn ziel aan kan laven. Zijn stijl is weergaloos bondig en geladen.

8. In detail zijn zijn leerstellingen als volgt:
Vuur is het hoofdelement en alle dingen zijn verschijningsvormen van dat vuur, sommige dank zij vervluchtiging, andere dank zij verdichting. Hij legt dat niet helder uit. Alles ontstaat door [transformaties van] tegengestelde dingen en alles stroomt als een rivier. Het heelal is begrensd en er is maar één universum; dit wordt uit vuur geboren en keert weer tot vuur terug volgens cycli tot in alle eeuwigheid in een voortdurende wisselgang en naar een strakke ordening. Datgene wat de tegengestelde dingen tot geboorte brengt, heet oorlog en twist, en dat wat ze weer tot vuur doet vergaan, heet eensgezindheid en vrede; de wisseling heet de weg omhoog en omlaag en die bepaalt de geboorte van het universum.

9. Want als het vuur verdicht, wordt het vochtig en door te condenseren wordt het water; als het water dik wordt, verandert het in aarde. Dat is de weg omlaag. Daarna begínt de aarde weer te stromen en wordt water enz.; bijna alles herleidt hij tot uitwaseming uit de zee; dat is de weg omhoog. Uitwasemingen komen zowel voort uit aarde als uit zee; de laatste zijn helder en zuiver, de eerste donker. Het vuur wordt gevoed door de heldere, het vochtige door de andere. Hij maakt niet duidelijk hoe het alles omvamende element er uitziet. Er zitten wel schotels in, die met de holle kant naar ons toegekeerd zijn, waarin de heldere uitwasemingen zich verzamelen en dan vlammen vormen; dat zijn de sterren.

10. De vlam van de zon is het helderst en warmst. Want de andere sterren staan verder van de aarde af en zijn daardoor minder helder en minder warm. De maan staat dichter bij de aarde en draait rond in een niet zuivere regio. De zon beweegt in een doorzichtige en zuivere streek en bewaart een passende afstand van ons. Daarom geeft ze dus meer warmte en licht. Zons- en maansverduistering ontstaan als de schotels omgekeerd worden. De schijngestalten van de maan worden veroorzaakt doordat de schotel beetje bij beetje op zijn eigen plaats rondwentelt. Dag en nacht, de maan­ den, de seizoenen, de jaren, regen, wind en dergelijke verschijnselen worden toegeschreven aan de verschillende vormen van uitwaseming.

11. Want de heldere uitwaseming die tot ontvlamming komt in de schijf van de zon, veroorzaakt de dag, en als de tegengestelde uitwaseming overhand krijgt, bewerkt die de nacht. Toenemende warmte dankzij de heldere uitwaseming veroorzaakt de zomer, en het dank zij de donkere uitwaseming toenemende vocht doet de winter aanbreken. Zijn uiteenzettingen over de andere verschijnselen zijn daarmee in overeenstemming. Hij vertelt niet wat voor iets de aarde is en ook niet wat de schotels zijn. Dat zijn zijn opvattingen.
Wat Socrates volgens Ariston zei toen hij Heraclitus’ geschrift door bemiddeling van Euripides in handen kreeg, heb ik in mijn boek over Socrates verteld (II, 22) .

12. De grammaticus Seleucus zegt evenwel dat een zekere Croton in zijn boek De duiker vermeldt dat een zekere Crates het boek voor het eerst naar Griekenland bracht. Hij voegde eraan toe dat je wel een Delische duiker rnoest zijn om er niet in te verdrinken. Sommigen geven er als titel aan De Muzen, anderen Over de natuur. Diodotus noemt het een betrouwbaar roer om het leven naar te leiden, weer anderen een kompas voor het zedelijk leven, de kiel van het hele universum, voor alles en iedereen. Toen hem eens gevraagd werd waarom hij zweeg, zei hij: ‘Om jullie te laten babbelen.’ Darius wilde ook graag kennis met hem maken en schreef hem als volgt:
13. Koning Darius, de zoon van Hystaspes, groet Heraclitus, de wijze man uit Ephese.
U hebt een boek geschreven Over de natuur, dat moeilijk te begrijpen en uit te leggen is. In sommige stukken lijkt het, als het letterlijk wordt geïnterpreteerd, een machtige theorie te bevatten over het gehele universum en al wat daarin plaatsvindt; dit is in een voortdurende goddelijke beweging. Maar over de meeste dingen wordt het oordeel opgeschort, zodat zelfs zij, die het best in boeken thuis zijn, in verlegenheid verkeren omtrent de vraag wat de juiste uitleg van uw werk lijkt. Koning Darius nu, de zoon van Hystaspes, wil onder uw gehoor zitten en zo met de Griekse cultuur kennismaken. Kom dus met spoed bij me in mijn paleis.

14. Want Grieken schenken hun wijze mannen gemeenlijk weinig aandacht en eer en kijken neer op hun voortreffelijke voorschriften, die ze vol overgave zouden moeten beluisteren en in zieh op moeten nemen. Maar bij mij zult u vooraan mogen zitten, kunt u dagelijks serieuze en boeiende gesprekken voeren en zult u een leven leiden dat past bij uw raadgevingen.’
Heraclitus uit Ephese groet koning Darius, de zoon van Hystaspes. Alle aardbewoners houden zich verre van de waarheid en het beoefenen van gerechtigheid en zij leggen zich toe op onmatige hebzucht en eerzucht vanwege hun waanzinnige slechtheid. Maar ik verzaak alle verdorvenheid en vlucht weg van oververzadiging die zo licht jaloezie opwekt en omdat ik pralerij schuw, kan ik niet naar Perzië komen, tevreden als ik ben met het weinige dat naar mijn smaak is.’
Zo was die man, ook tegenover een koning.

15. Demetrius zegt in zijn boek Naamgenoten dat hij zelfs de Atheners verachtte, hoewel hij bij hen een grote reputatie genoot; en dat hij ondanks het feit dat hij door de Ephesiërs laag aangeslagen werd, toch liever thuis was. Ook Demetrius van Phalerum vermeldt hem in zijn Apologie van Socrates. Zeer groot is het aantal commentatoren van zijn geschrift, o.a. Antisthenes, Heraclides Ponticus, Cleanthcs en de stoïcijn Sphaerus; verder Pausanias, bijgcnaamd de Heracliteeër, en Nicomedes en Dionysius. Van de grammatici vermeld ik nog Diodotus, die beweert dat zijn werk niet over de natuur gaat, maar over de staat, en dat het deel over de natuur alleen maar dient als illustratie.

16. Hiëronyrnus zegt dat de jambendichter Scythinus het op zich genomen heeft om zijn vertoog in dichtvorm te gieten. Op Heraclitus zijn veel epigrammen gemaakt, waaronder het volgende: ‘Heraclitus ben ik; waarom sleuren mij omhoog en omlaag boerenkinkels?
niet voor jullie sloofde ik me uit, maar voor hen die mij snapten.
Eén mens telt er voor mij wel als dertigduizend, echter de massa’s tellen als geen. Zo is, zelfs in de Hades, mijn mening.’
En een ander:
‘Poog niet snel Heraclitus’ boek uit te lezen.
Dat pad is echt moeilijk begaanbaar.
Nacht en duisternis heerst er, het licht is gedoofd.
Doch als een ingewijde uw gids is, verbleekt het het licht van de zon.

17. Er zijn vijf mensen met de naam Heraclitus: de eerste is onze filosoof zelf; de tweede is een lyrisch dichter die een loflied op de twaalf goden schreef; de derde is een elegisch dichter uit Halicarnassus, op wie Callimachus het volgende gedicht heeft geschreven:
‘Iemand heeft me jouw dood verteld, Heraclitus;
‘k Kreeg tranen in de ogen en ik moest eraan denken hoe dikwijls
jij en ik samen al keuvelend de zon zagen zinken.
Stof ben je nu, vriend uit Halicarnassus, al tijden.
Echter je nachtegalen, je verzen, zij blijven nog leven;
de alverslindende dood zal daarop zijn handen niet leggen.’
De vierde is iemand van Lesbos die een geschiedenis van Macedonië heeft geschreven; de vijfde is een grappenmaker van beroep, die eerst citerspeler is geweest.

This website uses the awesome plugin.