Categorieën
Grafiek Kathedraalse Leer lyriek Proza

of/of (2)

bloedmaan.jpg
dv 2018 – “bloedmaan” – bister,crayon en krijt op Bronpapier – A4 – €22,94

Bij gebrek aan god kunnen we geen categorieën van godsbewijzen meer presenteren, rijkelijk gespekt met uitgewerkte voorbeelden. Spijtig toch, want dat was best wel amusant en zeer stichtend voor het redeneervermogen van zowel het schrijverken als het publiek dat in die schielijk vervlogen tijden ook nog de tijd had om zich in het geschrevene langdurig te vermeien.

Maar niet getreurd:  we kunnen wel andere stellingen gaan bewijzen op lekker soortgelijk indeelbare wijzen. Zo de NKdeE-stelling aan de basis van het Neo-Kathedraalse Dogma dat ‘alles komt op zijn tijd’. Hierna volgt dus, ook al als uiting van mijn niet-aflatend exemplarisch activisme een non-filosofische bewijsvoering van het genoemde NKdeE-dogma met een slot dat zich triomfantelijk-Derridesk het randje sobertjes met de getuite lipjes naar binnen toe plooit (ik gebruik de term ‘non-filosofisch in Laruelliaanse zin, uiteraard).

Een beetje een absurde onderneming, ik geef het grif toe: een dogma is toch iets dat je zonder slag of stoot dient aan te nemen, maar zoals de eertijdse theologen de ketters toch ook op rationele manier wouden overtuigen van het Bestaan van God, tot in den treure en meestal ook tot bloedens toe, zo ook zou ik de rationeel geaarde medemens de toegang tot de reddende kracht van de Bewegingsleer niet willen ontzeggen. Het geloof is nu eenmaal een sprong waartoe velen de moed ontbreekt en een kaart van het onderliggende gebied verzacht het vallen niet, maar bevestigt toch al dat er überhaubt land is, daar beneden.

Dus, laat ons staven dat ‘alles op zijn tijd komt, niet vroeger, niet later, maar precies op tijd’. We beginnen met een licht prikkelend discours ontleend aan mijn Lopende Lezing van Kierkegaard, iets wat zich voornamelijk in mijn bed afspeelt, en gezien de heersende hitte, in gans ontklede lijfelijkheid. Een belegen uitstreakje Kierkegaard, als het ware.

In het tweede deel van Kierkegaards Of/Of, dat iets zinnigs wil zeggen over Mozart’s Don Giovanni als de beste opera aller tijden zonder alleen dat te zeggen, gebeuren er twee markante bewegingen: eerst prefigureert hij wat ik gemakshalve het Agambiet ben gaan noemen (de hoofdbeweging in het denken van Georgio Agamben, die het Binnen binnenstebuiten draait om zo het naakte leven te ontdekken), maar dan zet hij zowaar de Neo-Kathedraalse Bewegingsleer zelf  in gang zonder er verder veel erg in te hebben!
Parbleu!

Nu, ik ben van Agamben weer zo goed als alles vergeten wat ik ervan las maar laat mij volstaan kort te indiceren dat de verhouding zinnelijkheid-geest en de incarnatie en representatiegedachte bij Kierkegaard eigenlijk hetzelfde schema ten grondslag heeft als dat van Agamben wanneer hij de verhouding tussen de Soeverijn en de Banneling duidt.

Ziet ge, ik blufkont mij er wel door hier, maar alles is geheel wég en twee jaar terug kon ik het nog haarfijn uitleggen allemaal, weliswaar bij een stevig glas en t.o.v. een volgeling in die verslavende verdwazing: los van die omstandigheid en in tegenstelling tot al die geniale denkers alom vergeet ik gewoon die teksten met hun erg gedetailleerd verloop en zou ik ze eigenlijk moeten herlezen en herlezen om de gedachtebeweging die erin vervat is mij geheel eigen te maken. Ik begrijp dan ook niet hoe iemand zelfverzekerd kan beweren ‘Derrida’ te ‘kennen’ of welke filosoof dan ook: volgens mij moet je dan je hele leven quasi niks anders doen dan ‘Derrida meedenken’. En wie heeft er nou wat aan een doublure? Soit.

Toch: laat ons eerlijk zijn, je kan daar effen mee in je hoofd rondlopen, met een dusdanige complexiteit, maar de ervaring ervan slijt net zoals helaas ook de meest intense vrijpartijen onherroepelijk wegdeemsteren in het alsmaar zwakker schijnend licht van de herinnering. Een lezing is een gebeurtenis, je kan die niet bijhouden, want elk begrip verglijdt bij elke herdenking onmiddellijk (sic) van het volstrekt onvatbare naar die illusoire stabiliteit die het beste past bij de vereisten van de huidige toestand: begrip hecht zich aan wat voorhanden is en het geheugen past de ervaring op elk moment aan aan de ‘noodzaak’ van de onmiddellijke omgeving. Het geheugen is de hoer van het heden, net zoals de rede een windhaan is, een slapjanus die zich wriemelt tot waar het verlangen sleuven wil, gapende gaten en voldoening diep erin.

Sic.

Mijn eigen gedachten, ja die herken ik wel, als de beweging bij andere denkers een expressie aanneemt die gelijkenissen vertoont. Ik bedoel niet dat de expressie gelijkt, maar dat een soortgelijke beweging plaatsvindt in het vreemde expressieveld van de auteur.

Zo is de ‘onmiddellijkheid’ bij Kierkegaard (het niet-gemediëerde) bijna synoniem te noemen met wat ik zou noemen de gedeontologiseerde beweging: de beweging ontdaan van haar intermediaire ‘existentie’ . K. gebruikt zelf met een duidelijk verwijzing naar Hegel het woord ‘voorstelling’ waarin de verschillende stadia een schijnbare zijnsmodus aannemen, maar de stadia blijken dan allemaal vervat te zijn in het ene laatste stadium.

Men merke terloops op dat dus ook Hegel in zekere zin de Neo-Kathedraalse Zijnsverwerping voorbereid door de existentie op te schorten in functie van haar ‘vervolmaking’ in de ultieme Geest: een fictionalisering die al de nodige afstand schept, een slapte in de ervaring die door Kant met zijn onbereikbare Ding an Sich gecreëerd is al, maar die daarna ook in het ‘Alsof’ van Vaihinger is uitgewerkt en uitgediept. Het Zijn zweert zo uit tot een puntig ettertje, een verwoed om zich heen zwaaiende, spugende Basilisk, maar noch de existentialisten die in het voetspoor van Kierkegaard de walging ervoor ontdekten en de vervreemding ervan, noch de postmoderne deconstructie heeft met het uitduwen van de puist het lichaam van het denken kunnen bevrijden  van het hoogst mannelijke Zijnszweren zelf. Het Zijn blijft overeind, stijf van de viagra, maar het (be)staat!

Eigenlijk zou ik heel dit betoog met extensieve citaten moeten spijzen maar eenieder die het desbetreffende opstel van den vermaarden Deen leest (het kan: het werk is in 2000 nog vertaald en beschikbaar in de Vlaamse bibliotheken) en die een beetje met mijn denken vertrouwd is (ook dat kan) zal onmiddellijk (sic) beamen dat de evidentie klaarblijkelijk en het onloochenbare onontkenbaar is. Ik weerhoud mij daarvan omdat ik de lezer in haar rondhossende drukte niet nodeloos wil ophouden: zij wil immers ondertussen haar ongetwijfeld bloedgeile drang  tot het geheim van de Onmiddellijke Zinnelijkheid zo snel mogelijk ontraadseld en opgelost zien in een orgastische epifanie van het Gebeuren, Zelve.

Momentje, schat.

Dus, kortweg: het is alleen maar omdat het voor K. op dat moment ‘ondenkbaar’ is om het Zijn in zijn totaliteit als overbodige mediëring te verwerpen dat hij niet komt tot een pure Gignomenologie. Het is bepaald plezant om te lezen hoe Søren de beweging die enkel tot het Neo-Kathedraals Gebaar kan leiden tot in de fijnste geledingen uitdrukt om ze dan in het ongewisse te laten rusten, een rust die uitduurde tot dit eigenste ogenblik waarop de Tijd als het ware zichzelf ont-Zijnt bij monde van zijn eigens emergentie, het Neo-Kathedraalse Programma, deze loslopende gekte…

Jammer kunt ge dat niet noemen, want waar zou ik nu anders moeten over schrijven?

Ah bain voila, ziet ge wel: alles komt op zijn tijd!

 

DON JUAN

De begeerte zwijgt
begerend, het verlangen
stijgt te top. En toen?


---> lees meer over Kierkegaard in de reeks ”of/of”

Geef een reactie

This website uses the awesome plugin.