Categorieën
lyriek

citaat van de dag

duchamp-fountain  En hier gaan de massacultuur en de communicatiemedia aan het gesprek deelnemen en krijgt de kwestie van vraag en aanbod een beslissend belang. En zoals tijdgenoten mochten aannemen dat een niet barbaars man als paus Julius erin geïnteresseerd was dat een goede, dat de beste kunstenaar zijn Sixtijnse kapel beschilderde, zo mogen wij aannemen – we zien het immers om ons heen overal al gebeuren – dat de uitsluitend in succes en voordeel geïnteresseerde publiciteitsmanagers steeds meer en per saldo enkel en alleen zullen opteren voor wat hun doeleinden dient.

Ik hoef niet uiteen te zetten dat het publiciteitswezen op zich een lege huls is, waarin evenwel niet elke willekeurige inhoud kan worden ondergebracht. Er worden door de vacante cocon eisen gesteld. Niet aan de eenlingen die nog over persoonlijke substantie beschikken, zij zijn per slot van de discussie niet eens meer tegenwoordig. De voornaamste eis is deze, dat de inhoud eveneens ijl dient te zijn. Alleen zo, via een schijninhoud, kan de reclame het hoogste bereiken wat( er voor haar te bereiken valt en wat ze nastreeft als enig doel: ik-reclame, vergoddelijking van zichzelf.

Dit medium zal ten slotte inderdaad zijn eigen message zijn. Dat kunstenaars dit dan hebben helpen verwezenlijken zou je een staaltje van de ironische gezindheid van de geschiedenis kunnen noemen als het, gezien vanuit de hoek waaruit dat nu nog mogelijk is, niet eerder een laatste bitterheid leek.

Daarna is de lange droom die de westerse kunst was voorbij en is de mythische tijdloze toestand ingetreden waarin het verschil tussen mooi en lelijk, zinvol en zinloos niet meer bestaat. Dat is waar we langs bijna alle wegen op aansturen. Commercie zal commercie zijn, geld geld, alles een incident en met het heruitvinden van wat we waren zal, als iemand op het idee komt, weer vier- of zesduizend jaar voorbijgaan. We zullen klein beginnen maar misschien kan het uit de woestijn opgepikt urinoir van Duchamp ons op weg helpen. In elk geval zal dan dat ding het ontroerbaarheidskarakter gekregen hebben dat het ooit zo fanatiek wenste niet te bezitten; het zal bezield zijn door de verstreken tijd.

Jacques Hamelink, De Droom van de Poëzie, Amsterdam 1978, ISBN 9023406095, p.47-48.
(mijn nadruk, dv).

 

This website uses the awesome plugin.