
(voor cb)
het woord wordt wakker, beeld verhaalt een lijntje
lichaam wiegend op een fiets, schoudertje bloot (aan
mij komt geen dood) & vlug de lens krijgt lippen, likt
& slurpt & slikt & spuwt fotonen ter fixatie het kader
in. hans beschildert uitgezogen eierschelpen, velimir
verdeelt de tijd & georg wil de kleuren horen zwart is
hard & geel is veel & rood volmaakt & rond & groot. ik
smeer met paul de sliertenbodem algenduister uit. angst
glibbert tussen tenen! grijpend naar de blote enkels (op
je voetzool betastte ik mijn plan, mijn plan werd lijf
met sidderpret & glinsteroog & welvend zweet & spier
& sleutelmelodie), – stil nu kinders, stil! start de ochtend-
spraak: de dauw schenkt duizendmaal de zonnegloed &
daphne is mijn buurvrouw, okeren godin & maagd & hoer
want hoort hoe heilig zij verkouden haar oktober zingt.