(voor cb)
“E’ mi par d’or in ora udire il messo
che madonna mi mande a sé chiamando:”
Petrarca 349
niets nieuws vandaag. jouw afwezigheid is
naakte takken in de leegte, veelvoud in de wind.
zijn kinds kabaal: de bladeren van afgunst wuiven
zich weg. kruip toch je bed in met je metaforen,
snerpen ze. slaafs neuk ik dan als, gelijk & zo alsof.
gelukkig zal de dag zijn dat ik mij ontdoen mag
van het rotten dat nu wet & letter is, zalig de dag
dat ik het niets omarmen mag, mijn takkenbos.
dan zie ik niets & jou zoals ik ben: woorden slechts,
goddeloos & troosteloos verloren, vergaan
tot vlekken zwart gekrabbel van ik hou van jou.
van mij mijn lijf & stem & leden zijn restanten
ik zie je lach nog in een vonk, je lichaam
wervelt om mij heen. dan is weer daar
de nacht die jou & mij in ’t zwart verteert.