wij zijn god, & zijn geboden. wij liggen
naakt op het strand van de zee die wij
zijn. wij liggen daar in elkaar te geloven
& de zee golft zachtjes met ons vrijen mee.
er komt een storm, wij vluchten weg
van de zee die wij zijn, landinwaarts.
de eerste huizen scheiden ons tot ik
& jij. ik trek een deur toe achter mij,
maar waar ben jij? De meeuwen krijsen
wei wei wei. het ene wordt gespleten in
de vreugde van geluk & ik, wanhopig
zoekend naar een weg terug in de tijd.
een nacht lang beuken woest onze golven
maar tijd is een illusie. wij zijn god
& de zon lokt ons weer naar het strand.