ik schep een paradijs voor jou, geen appels
in de buurt, geen zonde & geen kwalijkheid.
het warme briesje dat je voelt is mijn zoenen,
verloren in de luchtstroom der vergetelheid.
ik weet dat dit slechts woorden zijn, taal
volhardend in de onmacht van de taal. ik
schrijf maar wat ik schrijven moet, mijn
handen onmachtig om iets meer te doen.
het treuren om jou is mij vergaan. ik zie
in de volle duisternis van mijn bestaan
het ranke rijzen van jouw lieflijkheid.
zolang ik zonder moet zal ik staketsel zijn.
mijn wachten is van alle tijden, ooit
breekt ons moment weer aan. & dan,
liefsteling, neem ik jou mee, helemaal.