(voor cb)
november is een vreselijke maand. mijn vader
sterft dan keer op keer. hij blijft dat doen alsof
ik nog niet genoeg geleden heb van overlijden.
de kraaien kraaien kras, met de krop in de keel.
de naakte takken wiegen willoos in de wind.
ik struin de berg op, bladeren achtervolgen mij.
de regen striemt, mijn muts wordt nat, ik ben
verloren, schaduw van de schaduw van mijzelf.
ik spuug op het asfalt der wegen, auto’s
mijden mij, hun lampen weten beter, ze
hebben kop in hun bestaan. er zijn stralen
die het licht benaderen met duisternis.
ik draai mij om. jouw armen zijn
de armen die mij omarmen, jouw tong
is op zoek naar het zoenen dat wij zijn