(voor C.B.)
De aarde dreunt. Miljoenen banden plakken aan & laten
Asfalt los. De kraaien lachen dat het winter wordt. Kaal,
Zijn hoofd is een beduimelde bokaal, steekt een zanger
Nog een vinger op. Het lied vangt aan. De lieve mensen
Kreunen mede in hun zijdezachte bed van haat & pijn.
Violen zwellen aan van rood tot lillend lila, bleke marsepein.
In de pit van het woord zit het woord verborgen. Droef
& Innig spreekt een tong de klanken uit tot kus, zoen.
De lippen die de noten raken sterven uit tot bloem.
Tongen tulpen kelken uit. Een straaltje water ploft
In de asse. Genadeloos zijn wij. Niet in staat
Om het leven in het leven te vergeven.
De dag breekt aan. Mijn vingers strelen jouw dijen.
Er komt een stilstand van de sterren in jouw ogen,
Licht dat licht vindt & van schoonheid trilt & zingt.