de atol van de nacht drijft op de gezangen:
er is verbrokkeling van het verlangen,
de wegen wegen door naar nergens,
& de dood wil wegen alsof ooit & ergens.
schuins doorstreept de streep de rekening.
de regen masturbeert zich vaal & rot.
de zomer accepteert gelaten haar vereffening.
de bomen druipen & de spinnen vangen bot.
mensen draaien mensen spiegels toe
opdat het zicht van hen wordt afgewend.
regels spreken regels aan & worden moe.
ik stap de wereld af & kom in jou:
mijn handen splijten duisternis als zee,
mijn lijf golft licht & neemt jou mee.